zondag 27 december 2015

Na de kerstgedachten

Kerst is een mooie periode om even te bezinnen en na te denken. Ook al zijn het wat mij betreft maar drie dagen.

Soms kan het lezen van kranten daarbij een hulp zijn. Afgelopen donderdag vielen drie kranten bij mij door de bus. De zaterdagkranten van kerst. Allen met kerstbijlagen. 

Het Nederlands Dagblad plaatste een prachtig essay van Rien van den Berg onder de cryptische titel "Midden in het kalifaat een kribbe".

Ik ga het essay niet herhalen, maar pak er wat uit om daar hier verder op door te gaan.

Hij komt tot de interessante conclusie 'ik heb nooit iets gehad met Kerst'. De eerlijkheid gebiedt dat dit niet altid voor mij heeft gegolden. Kerst was voor mij jaren het feest van licht, warmte, liefde, vrede en gezelligheid geweest. Toch begon er langzamerhand iets te knagen. Het uiterlijke vertoon. De koopwoede. De must om die twee dagen tot het meest gezellige van het jaar te maken. De opgelegde lieflijkheid en zoetigheid die ermee gepaard gaan. De overdreven aandacht voor het mindere, die we de rest van het jaar weer terug in de hoek gooien. 

Dus hebben wij als echtpaar besloten dit jaar geen tijd te besteden aan het extra verlichten en optuigen van het huis, wat we na twee weken weer hadden moeten aftuigen. We besloten als Villa Klarendal niets extra's te doen voor het mindere. De traditionele kerstpakkettenactie, met de gebruikelijke hebberigheid erbij, zetten we aan de kraak en ruilden we om voor een nieuwe traditie in de wijk, de herdertjestocht.

Iets doen voor de mindere, dat is een opdracht voor het hele leven, voor 365 dagen in het jaar. Niet voor slechts 2 dagen. Daar willen we graag voor gaan, ook het komend jaar. En liefst mèt de mensen die het minder hebben, niet vóór hen.

Nog een ander citaat uit het essay raakte me:

Een vrouw, niet-gelovig, bezocht in dit dorp (het dorp van de schrijver RJ) twee weken geleden een kerkdienst. Ze moest huilen van geluk omdat ze het gevoel had dat ze thuis kwam. Ze zocht op internet alle liederen bij elkaar die we gezongen hadden en zingt ze de hele dag. Ook bidt ze. Maar ze gelooft niet, zegt ze stellig. Want met God - een heerszuchtige, dominante Man immers - kan en wil ze niet door een deur.

Na een hele verhandeling concludeert van den Berg:

Ineens denk ik: ik hoop nu nog maar één ding. Dat ze in de wereld van leugenachtig licht en suikerwerkmuziek op een verloren moment een deur binnenstapt, zoals ze die twee weken geleden binnenstapte. En dat ze dan mensen bij elkaar ziet, en dat ze zich er thuis voelt, opnieuw. En dat zij dan een dominee tegenkomt die in de donkerte van de dagen de weg van Jezus durft te gaan, die het aandurft klein en weerloos voor de kudde te gaan staan, en maar gewoon vertelt.

Wat me hierin aanspreekt is, dat ik de reactie van de vrouw herken. Mensen voelen zich in deze tijd verweesd. Alleen, zonder zekerheden om hen heen. De kerk is zo vaak de plek waar mooie verhalen worden verteld, maar waar ook dogma's boven de liefde lijken te worden gesteld. Die komen hard over. Zonder liefde voor de persoon.

Liefde en warmte zijn er ineens weer tijdens de kerstdagen. Om vervolgens daarna weer te worden ingewisseld voor de dominantie van leiders, kerkenraden of andere mensen die menen de waarheid in pacht te hebben. 

De herkenning is dat we dit regelmatig terughoren. "Het is of ik hier thuis kom" als mensen de brunch van Villa Klarendal binnenstappen. En "ik vind het zo mooi en saamhorig hier, maar ik geloof er niets van". "Wat doe je hier dan?" is dan vaak de niet, en soms wel, uitgesproken reactie in kerken. Want wie hier komt, moet toch geloven? En kerkmensen die bij ons binnenstappen voelen zich onzeker. Er lijkt geen regel te heersen. Alleen "kom zoals je bent...", wat betekent dat je jezelf mag laten zien. En dat voelt, zoals iemand onlangs zei, alsof je naakt bent. Je mag jezelf tonen. Weg met de zelfgemaakte geestelijke bladeren. Terug naar je oorsprong. 

Ruimte om thuis te komen. Om tot rust te komen. Weg uit de drukte, pijn, onzekerheid, geweld van alledag. Luisterend naar de waarheid uit de bijbel. Iedereen mag ervan genieten. Zich openstellen voor de liefde die Jezus geeft. Met de houding van Jezus zitten we gelijkwaardig aan tafel. Allemaal naakte mensen met ieder de pijn die het leven hen heeft aangedaan. Jezus is mijn pijn binnengekomen en heeft hem van mij overgenomen. Wat niet wil zeggen dat ik die pijn niet meer voel. En vanuit die ervaring proberen we mensen tegemoet te treden. Ongekunsteld, zonder theater of podium. Soms moe van de week. Soms moe van de eigen zwakheden waar ruzie in het gezin, met de buren, of depressie uit voort komen. En daar dan maar gewoon voor uit komen. Sorry, nu even niet, nu ben ik moe. Geen gekunstelde lach, waar iedereen het leed doorheen ervaart.

Kom met je naakte zelf. Nu en alle andere 364 (en komend jaar zelfs 366) dagen.

woensdag 16 december 2015

Column Friesch Dagblad 84: De nare smaak van spreken over Parijs

13 november 2015 staat in ons geheugen gegrift. Opnieuw is er een toon toegevoegd aan het negatieve akkoord wat over de islam wordt uitgespeeld. Die moslims moeten zich nu maar eens uitspreken. Er wordt verantwoording gevraagd van mensen die hetzelfde geloof aanhangen als die terroristen die Parijs hebben aangevallen.

Ik heb met gemengde gevoelens gekeken naar de berichtgeving over Parijs. In het begin was ik nog geïnteresseerd, benieuwd naar de achtergronden. Maar toen mijn lokale dagblad al voor de zevende dag op rij met zwarte randen nieuws uit Parijs bracht, begon ik mij af te vragen wat voor nieuwsgaring dit nu was. Vrije nieuwsgaring of loutere propaganda? Want alles wat maar enigszins nuancerend was, werd geweerd of naar andere pagina’s gedirigeerd.

Het was duidelijk: die moslims, die moslims toch, wat deden ze ons aan? Waar hadden wij dit aan te danken? We hadden ze toch alle ruimte geboden, waarom maakten ze daar dan zo misbruik van?
Het bekende dubbele gevoel wat de goede lezer van mij kent bekroop mij weer. Want: vrij? Er lijkt zich een teneur af te tekenen waarin de moslim een tweederangs burger wordt. Iemand die bij de gratie van onze tolerantie hier mag wonen, maar voor de rest met heel veel argwaan wordt bekeken en benaderd. Enige tijd geleden organiseerde de gemeente Arnhem een gesprek over samen in Arnhem waarin groepen bewoners met elkaar in gesprek gingen over radicalisering. Met name de moslims spraken van de pijn die zij ervoeren over het tweederangs burger zijn. Goed opgeleid en enthousiast solliciterend naar een plekje op de arbeidsmarkt worden zij af geserveerd.

Een prachtig voorbeeld was een jongeman met lange baard en djellaba. Hij begon te spreken over zijn passies en liefde voor jongeren. Over zijn identificatie met moslims terwijl hij geen moslim is. Mar hij werd er wel vaak op straat over aangesproken. Hij ziet er toch uit als een moslim?
De hokjes doorbreken. Niet denken in termen van "jij bent zo en denkt zo, omdat je er zo anders uitziet, die andere achternaam draagt of dat andere geloof aanhangt". Ik was blij met die ene andere noot die tijdens de vele gesprekken werd gespeeld. Nationale knuffelmoslim Ali Bouali sprak zich uit als moslim en over het belachelijke daarvan. Want we hadden hem toch al aanvaard als rapper en nationaal humorist? Waarom dan nog verantwoording?

Gisteren kwamen de Nederlandse bisschoppen met de brief ‘Herbergzaam Nederland’, waar indringend werd ingegaan op de vluchtelingenvraagstuk dat voor sommigen direct verbonden is met de komst van ‘grote groepen moslims naar ons land’. De bisschoppen schrijven: ‘Goed samenleven is een verantwoordelijkheid van ons allemaal. Wij én de vluchtelingen hebben verplichtingen tegenover elkaar. Om in de vervulling van deze wederzijdse plichten vruchtbaar met elkaar op te trekken, dienen we de weg van de dialoog te bewandelen. Vanuit onze gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor zo’n dialoog kunnen we op zoek gaan naar goede oplossingen met respect voor iedere medemens’.

In Arnhem zijn we al met die dialoog bezig. De afgelopen maanden zijn wij, christenen en moslims in onze wijk, begonnen met bezoeken aan de plaatselijke moskee, kerk en synagoge. Om in gesprek met elkaar te komen. Niet veroordelend of vingerwijzend. Maar open en eerlijk. Als een kind dat verwonderd kijkt naar die mooie zeepbel, keken wij naar al het moois dat deze wereld heeft voortgebracht. Met de verschillen ontdekten we veel overeenkomsten. Die boden aanleiding voor verder gesprek. Elkaar onbevooroordeeld tegemoet treden om open te horen wat die ander bezig houdt. Is dat niet veel mooier?

dinsdag 17 november 2015

Column Friesch Dagblad 83: De vreemde kerk

Deze periode zijn twee nieuwe boeken uitgekomen over kerk-zijn in deze tijd.

Vrijdag 13 november werd er een symposium gehouden naar aanleiding van het uitkomen van het boek "Vreemdelingen en priesters" van Stefan Paas die als ondertitel "Christelijke missie in een postchristelijke samenleving" mee kreeg.

Ook theoloog Erik Borgman heeft een boek uitgebracht onder de titel "Waar blijft de kerk?" met als ondertitel "Gedachten over opbouw in tijden van afbraak". Ik las onlangs een interview hierover met beide schrijvers. Interessant dat deze twee theologische kanten uitkomen bij ongeveer dezelfde noties.

Protestant Paas concludeert "Met streven naar succes hoeft de kerk zich niet bezig te houden" en "de kerk is altijd een minderheid geweest, en ik denk dat dit ook bijbels is." Christenen die zich bevinden in de zogenaamde Bible Belt merken dat nog niet zo erg, maar Paas merkte door te verhuizen naar Amsterdam "dat we in een bijna geheel geseculariseerde cultuur leven." De oplossing? Niet de droom om de hele cultuur te transformeren. Maar leven in ballingschap die de vrede voor de stad zoekt en God vertegenwoordigt in een seculiere context.

Katholiek Borgman ziet een kerk die in afbraak is. De opbouw van de nieuwe kerk moet los zijn van plannenmakerij, efficiency en denken in problemen en oplossingen. Niet meer denken in maakbaarheid. Hij wil leren van de kerk van de vluchtelingengemeenschap in Calais. Ze hebben niets. En in die omstandigheden ontstaat een kerk. Zij vragen zich niet af wat de zin van de kerk is, waar het goed voor is. Nee, het is goed. Hij noemt het mooie voorbeeld van de gelijkenis van het mosterdzaadje. Wij denken dat wij ervoor moeten zorgen dat het mosterdzaadje een boom wordt. Dat is het niet. Het koninkrijk van God is een struik waar de vogels nestelen. De ene keer zijn wij de struik, de andere keer de vogels die erin nestelen.
 
Kerk-zijn in deze nieuwe tijd. Het houdt mij ook bezig. Veel van wat deze twee theologen zeggen, komt mij bekend voor. Een succesloze kerk die oploopt met de mensen in de wijk. Waar succes niet gemeten wordt aan het aantal mensen dat een formuliergebedje heeft opgezegd of een keer kopje onder is gegaan. Pretentieloos aan de kant naast mensen die aan de kant staan. Niet "wij zullen dat wel even voor je doen", maar "zullen we samen eens kijken of het mogelijk is."

Het verbaast mij hoeveel moois er gebeurt als je de ogen opent voor wat er in de wijk gebeurt. Mensen met het hart op de juiste plaats. Niet gericht naar boven, maar wel op de medemens in nood. En niet alleen gericht op nood, maar op de medemens zelf die een nood heeft. Laatst nog een gesprek met een onderzoekster. Die zich verbaasde over deze kerk in de wijk. Ze vond het jammer dat zo'n kerk niet in haar dorp bestond. Dan zou ze het wel weten. Dan zou ze net zoals velen bij ons een niet-zo-gelovige kerkganger worden.

Lees hier het interview met Stefan Paas in De Nieuwe Koers

Recensie over het boek "Waar blijft de kerk?" van Erik Borgman in NieuwWij

donderdag 22 oktober 2015

Over de grens

In de zomer heb ik meegedaan aan een essaywedstrijd voor het tijdschrift Volzin. Thema was "Over de grens.

Helaas, ik ben niet geselecteerd. Toch wil ik jullie de tekst niet onthouden. Vandaar hieronder het hele essay.

"Over de grens" is voor mij een van mijn levensmotto's. Voor zover ik kan nagaan ben ik altijd geïnteresseerd geweest in grenzen en vooral in hoe het aan de andere kant van die grens aan toe ging.

De eerste grens was die van mijn moeder. Ik ging naar de lagere school en mijn moeder was met mij meegelopen om mij de kortste route te laten zien. Nadat zij dat een aantal dagen had gedaan, mocht ik de route zelf lopen. Mijn moeder, stipt als ze was, wist precies hoeveel minuten deze korte en veilige route duurde. Na enkele weken kwam ik later thuis. Ik trof een bijna hyperventilerende moeder aan die in alle paniek aan me vroeg waar ik toch was gebleven. Ik antwoordde stoïcijns "ik heb een andere weg genomen, die andere werd mij te saai".

Ik kan me als de dag van gisteren herinneren hoe we vijf jaar geleden afscheid namen van de kerk waar we meer dan vijftien jaar lid van waren geweest. De voorganger van de pinkstergemeente haalde enkele anekdotes aan om ons als echtpaar te beschrijven. Een opmerking zal ik nooit vergeten: "jullie moesten gangbare wegen altijd bevragen. Jullie liepen altijd langs de grens van het toelaatbare. En als jullie dat goed vonden, staken jullie die grens ook nog over. Ik heb me vaak afgevraagd waarom jullie dit deden en waarom jullie niet gewoon in de pas liepen met dat wat normaal wordt gevonden in onze gemeente."

Grenzen. Ze worden getrokken. Door wie? Door anderen. Het grootste deel van de mensheid is tevreden met die grenzen, kan ermee leven, heeft er geen moeite mee. Waarom zou je die grenzen bevragen? Ik ben toch tevreden met hoe het nu is? Toch zijn er altijd mensen die de grenzen wel bevragen. Die graag aan de grens staan. Die graag willen ontdekken wat er achter die grens nog meer is. Onze geschiedenis staat juist bol van mensen die grensoverschrijdend gedrag vertoonden. Alleen heten ze tegenwoordig niet probleemgevallen maar helden. De grote ontdekkingsreizigers gingen op pad in de verwachting dat ze nieuwe landen zouden ontdekken. En dat deden ze!

We zijn er met zijn allen veel beter op geworden. Zij baanden wegen, letterlijk en figuurlijk door ze op kaarten aan te geven, waar anderen gebruik van konden maken. De uitvinders en wetenschappers gingen grenzen over waar niet iedereen blij mee was. Ze kwamen tot conclusies die de grens overschreed van de religieuze machthebbers van hun tijd. Met gevangenisstraf of zelfs de dood tot gevolg. Maar door dat grensoverschrijdend gedrag weten we nu meer van de wereld dan 1000 jaar geleden.

Grenzen zijn getrokken. En we ervaren nog steeds de gevolgen ervan. De grenzen van het huidige Midden-Oosten zijn door de toenmalige westerse mogendheden getrokken zonder enige rekening te houden met bevolkingsgroepen die zich achter die landen waren gehuisvest. Tot op de dag van vandaag hebben we last van die onnatuurlijke grenzen. De oorlogen volgen elkaar op. De oplossing van de wereld (en vooral van het westen) voor dat fenomeen is om de grenzen over te trekken en bevolkingsgroepen die volgens ons grensoverschrijdend gedrag vertonen te bestoken met onze bommen.

We willen maar wat graag laten zien waar wat ons betreft de grens ligt. Het zijn meestal de machthebbers die de grenzen trekken. Op politiek vlak de letterlijke grens tussen landen. Maar ook op moreel niveau door wetten in te voeren. Op religieus vlak door de spreekbuis van God te zijn op aarde. Door naast de wetten die in de heilige boeken zijn opgetekend, eigen sociale wetten op te leggen die men nodig acht om de gemeente ordelijk te houden. Op de werkvloer door leidinggevenden die een cultuur invoeren die men wenselijk acht. Soms door een bureaucratisch stelsel in te voeren, waarbinnen de werknemer de grenzen in acht moet nemen. En wee je gebeente als je als werknemer de procedure omzeilt of veronachtzaamd. Dan wacht je een sanctie of op zijn slechtst ontslag.

Ik zie een paradox in de grenzen. We trekken grenzen waarachter wij ons veilig voelen. We willen uit veilig bestuur grenzen trekken, zodat we goed weten wat er onder ons bestuur gebeurt. Toch brengt vernieuwing verbetering. Zonder de ontdekkers leefden we nog steeds in de Middeleeuwen. Zonder de ontdekkingsreizigers hadden we geen Gouden Eeuw gekend en waren we nu niet zo rijk geweest. Toch worden pioniers, ontdekkers en uitvinders over het algemeen niet op handen gedragen, maar wordt met afgrijzen gekeken naar het grensoverschrijdend gedrag dat ze vertonen. Dat geldt zeker voor Nederland waarin een overdreven gelijkheidsideaal heerst en waarin iedereen die zich onderscheidt zo snel mogelijk tot gewoon mens moet worden gekleineerd. Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg. Maar wat als "gek" (lees: de grenzen zoeken) voor mij "normaal" is? Met de kennis van nu worden al die gekken van toen onze geschiedkundige helden.

Over de normale mensen van toen lees je geen woord meer. Voor de hedendaagse ontdekkingsreiziger heeft de westerse wereld een nieuw woord uitgevonden: "economische vluchteling". Zoals vroeger ontdekkingsreizigers met pijn en moeite geld uit eigen omgeving bijeen kon sprokkelen, zo krijgt de hedendaagse ontdekkingsreiziger een zak met geld mee van de eigen omgeving (waar ze vaak jaren voor gespaard hebben) om op ontdekkingsreis te gaan naar een land dat hen voorspoed en rijkdom zal geven. Alleen: de rollen lijken omgekeerd. Waar de ontdekkingsreiziger uit het verleden vaak met open armen werd ontvangen, wordt de hedendaagse versie benaderd als een crimineel, die zo snel mogelijk weer moet worden teruggestuurd. En waar onze geschiedenisboeken ons leren dat de vroegere ontdekkingsreiziger soms terecht oorlog moest voeren tegen de wilde bevolking die zij wilden overmeesteren, worden we nu met blijkbaar het tegenovergestelde beeld geconfronteerd. De ontdekkingsreiziger is de gehate man en het is zeer terecht dat het ontvangende land er alles aan doet om de grenzen voor hem te sluiten.

Weer zo'n paradox. De ontdekkingsreiziger van toen werd gevolgd door een koloniale machthebber die het land van ontdekking ontdeed van zijn rijkdom om er zelf rijk van te worden. De Gouden Eeuw hebben we te danken aan de ontdekkingsreiziger, maar ook aan de landen waar hij naar toe ging. Of hij nu met open armen of met wapens werd begroet. De rijkdommen van het land werden door ons meegenomen. Wij werden er rijk van. Nu komen nieuwe ontdekkingsreizigers uit de landen die wij ontdekt en geëxploiteerd hebben naar ons toe. Weinig open armen, nog net geen wapens, maar zeker geen gastvrijheid. Want die "economische vluchtelingen" komen teren op onze rijkdom.

"Onze" rijkdom? De economische ontdekkingsreiziger, die werd gevolgd door de economische machthebber, die werd gevolgd door de economische vluchteling. De grensbewaker en de ontdekkingsreiziger. Het waren vaak elkaars tegengestelden. De een kon niet leven met de ander. En omgekeerd. Nieuwe dingen waren verkeerd, fout, eng, gevaarlijk, zondig, kwaad voor de grensbewaker naar gelang zijn herkomst. Die grenzen moesten worden overschreden voor de ontdekkingsreiziger.

Hier sta ik, ik kan niet anders, aldus ontdekkingsreiziger Luther ten overstaan van zijn Rooms-Katholieke grensbewaker. Een zwart-wit tegenstelling werd geponeerd. Of je gaat de grens over, of je blijft binnen de veilige grens. Het kan ook anders. Maar daar heb je wel iets voor nodig. Moedige mensen. De grensbewaker die over zijn eigen grenzen heen gaat. Die beseft welke voordelen de ontdekkingsreiziger met zich mee brengt. De ontdekkingsreiziger die beseft dat niet iedereen een behoefte aan nieuwe dingen heeft als hij. Een kerk die zijn vernieuwers niet vraagt binnen de grenzen te blijven, maar ze stimuleert en ondersteunt in het vinden van nieuwe wegen. De politiek die moed heeft de angst van zijn burgers te weerstaan en de ontdekkingsreizigers niet aan de grens laat staan, maar ze ruimte geeft binnen de eigen grenzen.

Samen over de grens naar een wereld die wij nu nog niet kennen. Samen op zoek naar het nieuwe dat de vernieuwers ons zullen bieden. Op weg naar een nieuwe wereld waarin grensbewakers en ontdekkingsreizigers samen over de grens gaan. Misschien is het gras achter die grens wel groener dan het hier en nu is.