vrijdag 30 december 2011

Column Friesch Dagblad 40: Oud en nieuw

Deze periode worden we overspoeld met lijstjes en overzichten. We zien het jaaroverzicht van het journaal, waardoor we een 'O ja-ervaring' ondergaan. Iets dergelijks gebeurt als we luisteren naar de muziek van de R 2 top 2000, de Serious Request top 2000 of de christelijke top 100 lijstjesvariant van Xnoizz Radio.

We zijn in deze periode van het jaar tgevoelig voor het terugkijken en -denken aan het verleden. Aan het afgelopen jaar of aan verder terug. Anders zouden de kijk- en luistercijfers wel anders uitwijzen en zouden de lijstjesprogramma's al lang van de buis of de radio vertrokken zijn.

De tijd tussen Kerst en Oud en Nieuw is een tijd van reflectie. Terugdenken aan wat is geweest. Vooruitdenken aan wat gaat komen. Daarin vinden de spreekwoordelijke goede voornemens hun basis. Ook ik ben deze dagen vrij van mijn gewone werk. Even tijd voor iets anders, terwijl het gewone werk in de wijk op kleine schaal door blijft gaan. Want de inwendige en uitwendige mens blijft behoefte houden aan zijn gewone en levende brood.

Reflecterend op het afgelopen jaar denk ik aan dat modewoord 'missionair gemeente-zijn' die de belangstelling voor 'emerging church' behoorlijk heeft verdrongen. Sommigen hebben de emerging church in ons land alweer ten grave gedragen. Er was overal belangstelling voor de missionaire gemeente. Boeken kwamen uit. Conferenties werden gehouden. Afdelingen bij PKN en de EA.
De missionaire gemeente werd ook onder vuur genomen. Wim Dekker sprak in zijn boek 'Marginaal en Missionair' uit dat de missionaire beweging van de kerk samen moet gaan met een nieuwe bezinning op de eigen identiteit. Iets dergelijks verkondigde missionair pionier Matthijs Vlaardingerbroek in de titel van het congres 'Buiten winnen is binnen beginnen' naar aanleiding van zijn boek 'Grensverleggend'.

We zijn op zoek, in de hele breedte van het christelijk erf. We zien landelijk een krimpende kerk, die niet wordt tegengehouden door de groei van de evangelische beweging. Ook in die beweging is de grote vraag hoe jongeren geholpen kunnen worden bij hun geloof. Ook daar doemt het seculariseringsspook op. Daarom worden kerkgenootschappen naar elkaar toe gedrongen. In deze tijd kunnen ze niet meer zonder elkaar, laat staan tegenover elkaar staan. Dat is een hoopgevende beweging. Een beweging over de kerkmuren heen, met respect voor de ontstane muren.

2012 komt eraan. Ik weet niet wat dat jaar gaat geven. Ook niet in onze prachtwijk. Maar ik blijf hoop houden als wij onze hoop putten uit de waarheid van alle tijden. Ik hou ook dit jaar vast aan onze gezinslijfspreuk 'ik en mijn huis, wij zullen de Here dienen'. Wat er ook gebeurt.

zondag 11 december 2011

Zomaar een weekend

Gisteren waren we op een feest voor vrijwilligers in onze wijk Klarendal. Alle vrijwilligers waren uitgenodigd. Helaas waren er wat groepen vergeten, waardoor Villa Klarendal en Voedselbank vrijwilligers niet waren uitgenodigd. Wij waren er wel als vrijwilligers van het wijkcentrum.

Een grote tent was opgezet en er was heel veel eten ingekocht. Helaas kwam de helft van de aangekondigde vrijwilligers niet opdagen. We moesten dus gisteren vooral onze buik goed vol eten. Nadat we dat hadden gedaan, werden we spontaan aangesproken. Of we niet iets mee wilden nemen van het eten. Natuurlijk. Bij ons komt het altijd wel op. "Iets" was een hele grote, nauwelijks te dragen, schaal met allerlei vis- en vleeslekkernijen en twee schalen met luxe beleg. We kwamen aan op het wijkcentrum om de spullen af te leveren. We kwamen erachter dat er totaal geen boodschappen waren gedaan door de vaste boodschappendames. Een van hen had deze week een sterfgeval in eigen familie en was bezig geweest met alle beslommeringen daaromheen. De ander was het gewoon vergeten.

Zo zie je, zeiden we vanochtend, hoe goed God voor ons zorgt. Wij weten nog niet dat er niet voor eten is gezorgd en we krijgen het al... Dus deden we ons in plaats van kaas, vlees en eieren tegoed aan vis en luxe vlees- en kaaswaren. Het was zo heerlijk. We konden gewoon niet stoppen.

Voor en na het eten was het niet rustig. De "praatjesmaker" was aan de beterende hand, dus kwam pas bij de maaltijd. De mede-helper kwam pas rond kwart over tien aanlopen. Toen hadden wij de tafels al klaar gezet, de borden en bestek neergelegd, de koffie en thee in kannen gedaan en de entourage voor de viering gereed gemaakt. Tja, en als er na het eten niemand aanstalten maakt om actie te ondernemen, was ik wel bereid om die afwasjes te doen.

Vlak voor het begin van de viering bleek de internetverbinding uitgevallen, waardoor we het liedje "Mary did you know" niet van Youtube konden laten horen. Geen probleem. De computerzaal en printer is gewilig dus tijdens de eerste twee liederen zette ik het lied via PowerPoint op mijn USB stick en kon ik de gitaargrepen uitprinten. Het werd een mooie geïmproviseerde viering waar niemand iets merkte van de improvisaties...

Na de viering werd ik gevraagd voor een gesprekje met een vaste bezoeker. Duurde even een tijd, maar het was mooi om samen na te denken waar zij met haar dochtertje naar toe moest gaan.

Bijna was dit het einde, ware het niet dat een van de bezoekers waarschijnlijk iets te veel had genoten van het lekkers tijdens het eten. Zijn darmen protesteerden en bracht de verwerking op plaatsen waar je hem liever niet achtergelaten ziet. Dan kun je ervoor kiezen om het over te laten aan de schoonmakers van de volgende dag onder het mom van " ik betaal er toch voor en dit is niet mijn werk". Dat vond ik een te onprettige gedachte. Dus sleepte ik een emmer met ontzettend ontsmettend middel mee naar de wc om daar de overblijfselen op te ruimen. Niet teveel over nadenken, gewoon doen. Na 10 minuten was het schoon en bleef alleen de stank als overblijfsel van het gebeurde achter.

Dat was het einde, dacht ik, van een mooie, volgens het rooster "vrije", ochtend. Nee, toch niet. De schaal waarop de vis lag moest nog even worden teruggebracht. En teruggekomen bij het wijkcentrum dacht ik terug aan een opmerking van de tweede beheerder dat de lege bakken van de Voedselbank (waarvan we de inhoud op vrijdagmiddag uitdelen) de branduitgang versperden. Dus keek ik bij vol daglicht naar hoe ze waren opgestapeld. Daar stonden dan 64 bakken en 15 koelhoudbakken door elkaar heen. Door ze weer wat netter te herverdelen, kon ik weer een doorgang creëren.

Zo kon ik huiswaarts keren, waar ik nu rustig op de bank lig. We hadden een bezoekverzoek al afgeslagen, hoorde ik van Aneta. Lastig toch. Je wilt iedereen zo graag helpen. Maar ja, afgelopen maandag had Aneta er ook al uitgebreid over doorgepraat en -gebeden. Dus nu even niet. En dat is gezien mijn voorgaande verhaal ook wel een beetje begrijpelijk...

maandag 5 december 2011

De scheiding tussen het geestelijke en het natuurlijke

Al een paar jaar ben ik aan het nadenken over een belangrijk onderwerp. Doordat ik voor de politiek werk, vraag ik me af waarom ik zo weinig christenen zie die zich op dat vlak bewegen.
Ik lees over honderden christenen die zich bij Opwekking of de EO Jongerendag bekeren of laten vullen met Gods Geest. Dat gebeurt jaarlijks. Waarom zien we zo weinig in onze samenleving van die geestelijke opwekkingsbeweging. Mensen veranderen geweldig, maar het lijkt geen effect te hebben op onze samenleving.

Het begin van een oplossing kwam toen ik het boek van John Stott las “Uitdagingen van deze tijd in bijbels perspectief”. De organisatie die hij heeft gestart na het schrijven van dit boek heeft mij verder geholpen in het verder doordenken van dt probleem: het London Institute for Contemporary Christianity.
Die organisatie noemt het probleem "The Sacred-Secular Divide". Wij hebben onbewust een scheiding aangebracht tussen de geestelijke wereld en de natuurlijke wereld. De geestelijke (of sacrale wereld) is waar God is, waar het goed is, waar rust heerst, waar we dicht bij God komen. Het natuurlijke (het seculiere) is alles wat niet van God is. De wereld rondom ons. Het hele hebben en houden waar de kerk niets (meer) mee te maken heeft.

Waarom is er zo weinig effect van christenen in de samenleving? Omdat ze niet is geleerd hoe dat te doen. De scheiding tussen geestelijk leven en leven in de wereld zorgt ervoor dat we in onze gedachten maar een centrale plek hebben waar het goed is: de kerk of de gemeente. Gaat het daar werkelijk over? Als Jezus spreekt over dat we licht op een berg zijn en zout op aarde, is het dan zijn bedoeling dat we het vooral samen fijn hebben?

De grote scheiding tussen geestelijke en natuurlijke zien we in hoe we mensen benaderen. Wat is de belangrijkste taak in de gemeente? Is het niet vaak zo dat we zeggen “alle christenen zijn gelijk geboren, maar de christen die "fulltime werkt in Gods koninkrijk" is meer gelijk dan de anderen”?
Ik ben in mijn gedachten opgegroeid met een zekere hiërarchie in het christelijk leven: eerst komt de fulltime voorganger, dan de zendeling die ver weg is gegaan, dan de zendeling die tenten maakt, dan de oudsten, dan de diakenen en daarna de gemeenteleden.
Wat tentenmakers betreft zien we een interessant gegeven. Wat geweldig dat iemand jaren van zijn leven geeft om in een bedrijf, laten we zeggen Shell, te werken dat in Saoedie-Arabië werkt. Dan kun je werken en in je vrije tijd zending bedrijven. Daar bidden we voor. Voor die mensen hebben we een fotootje op de muur, zodat we regelmatig aan hen kunnen denken. Maar hoe zit het met de werker van Shell in Rotterdam? Hangt er ook van hem of haar een fotootje aan de muur?

Een rekensommetje. Een week bestaat uit 168 uur. Laten we ervan uitgaan dat we 48 daarvan gebruiken voor slaap. Dan houden we 120 uur over. Wat gebeurt er tijdens die uren? Tenzij we gepensioneerd zijn, of in dienst zijn van de kerkelijke gemeente, is het niet te verwachten dat gemeenteleden meer dan 10 uur per week zullen besteden aan kerkelijke activiteiten. Daarom zijn die 10 uur belangrijk. En de andere 110 uur? Dat is de tijd waarin we leven: werken, vrije tijd en gezin. Waar zullen we leren groeien, vergeven, wijsheid nodig hebben, niet-christenen tegenkomen? Juist: in die 110 uur. De vraag is dan: hoe kunnen de 10 uur betrokkenheid bij de kerkelijke gemeente ons voorbereiden voor discipelschap, zending, evangelisatie en leven met God in deze wereld?
Waar spreken we over tijdens de preken op zondag? Een onderzoek wees uit dat het merendeel van de christenen nog geen enkele preek heeft gehoord over het belang van werk in de samenleving voor een christen. Op een schaal van 0-4 was de uitkomst dat de preek relevant is voor:
persoonlijk geestelijk leven 2,57
Kerkelijk leven 2,12
Thuis 1,83
Werk 1,68

Als we kijken naar Leviticus, waar heiligheid het centrale woord is, zien we dat die heiligheid wordt gemeten aan alledaagse dingen. Lees bijvoorbeeld maar eens Leviticus 18 en 19. Het gaat daar om hoe je dingen weegt. Hoe je seksueel met elkaar omgaat. Het gaat over de algemene manier van omgaan met elkaar. Het gaat over de economie van het genoeg (laat nog wat liggen voor de arme en de vreemdeling). Over het eerlijk uitbetalen van werknemers. Over gezonde rechtspraak. Over respect voor de natuur. Het heilige leven is daar dus verweven met het geestelijke leven.

Waar gaat het centrum van ons leven naar uit? Een mooie zin die deze zelfde organisatie in Engeland uitsprak was ‘Iedereen is een fulltime geestelijk werker’. Of om het met de eerder gemelde frase te zeggen: 'iedereen werkt in Gods koninkrijk'. Een eye-opener. Toen ik een paar jaar geleden op de zendingsconferentie van Opwekking werd aangesproken door een zendingsorganisatie met de vraag of ik iets met zending heb, was mijn antwoord: “Ja, ik ben een tentenmaker. In Nederland”. Het woord, bekend van de zendingsliteratuur die aanduidt dat je van een bepaalde geestelijke orde bent, toegepast op het leven van alledag. Want we zijn allemaal door God geroepen om in deze wereld te staan en hem daarin te dienen.

Grote vraag voor kerkleiders van deze tijd is of zij gemeenteleden helpen om hun taak in deze wereld in te nemen. Beseffen onze gemeenteleden dat zij die taak hebben. Krijgen zij van hun voorgangers de tools om midden in de samenleving te staan en daar getuige in woord en daad van Jezus te zijn?

Een paar vragen voor oudsten, voorgangers, dominees en andere sprekers:

- Wanneer heb je voor het laatst gesproken over werk, of over aspecten waar mensen in werk mee te maken krijgen, zoals werkdruk, omgaan met moeilijke collega’s, enzovoorts.

- Weet jij welk werk elk van je gemeenteleden doet. Weet je tegen welke problemen hij of zij oploopt. Geef je hen hulpmiddelen om daarmee om te gaan?

- In hoeverre is jouw eigen denken verward met het dualisme tussen wereld en kerk? Hoe kun je daar uit komen?

zondag 4 december 2011

Kennismaking: Geert Rozema, buurtpastor Klarendal

Wij werken als Villa Klarendal niet alleen in de wijk. "Samenwerken waar het kan, alleen werken wanneer het niet anders kan" is daarbij ons motto.

Een van de mensen met wie we nauw samenwerken is Geert Rozema, buurtpastor voor de Rooms-Katholieke kerk. Onlangs is er een interview met hem verschenen in de wijkkrant van Sint Marten, de wijk die naast Klarendal ligt en waarvoor Geert ook buurtpastor is.

Het interview geeft een goed beeld van wat Geert in de wijk doet. We willen hem graag aan het woord laten.

Lees het interview hier.

Boekbespreking: nooit meer evangeliseren - Mark de Boer

Ik las de titel een paar weken geleden in de christelijke pers. Een titel die me aansprak, omdat het dichtbij mijn eigen ervaringen komt. Maar ook, omdat het weer lekker aanzet tot gesprek. De titel alleen al.

Dus toen ik het boek kreeg, ben ik er direct in gaan lezen. Om het in een weekend uit te lezen. Dat zegt voor mij heel veel. Als ik iets mooi en aangrijpend vind, kan ik er niet meer mee stoppen.

Schrijver Mark de Boer, directeur van de evangelisatiebeweging Agapè, geeft in het boek een uitgebreide preek in drie delen: verval, ontdekking en herstel.

In Verval schetst hij de omstandigheden die geleid hebben tot het verval van de kerk zoals we het ooit hebben gekend. Hij eindigt met de conclusie dat in het oog van de wervelwind van de 21e eeuw de autonome, zelfstandige mens staat "die zich niets laat gezeggen, in niets meer gelooft en wiens wereldbeeld op vrijwel alle fronten lijkt te botsen met dat van een ouderwetse christen".

In Ontdekking gaat Mark langs bekende aspecten van evangelieverkondiging om tot nieuwe conclusies te komen. In Goed nieuws komt hij tot de conclusie dat het evangelie anders is dan hij ervan had begrepen. Niet de versmalde versie die ons jarenlang in evangelisatiebrochures is voorgehouden en als een zip-bestand kon worden uitgepakt. Maar dat het evangelie "art, not science is; kunst - levenskunst, geen wetenschap". Evangelisatie betekent dat het koninkrijk wordt gedemonstreerd in woord en daad, in het dagelijks leven. En daarmee is the medium the message: "ik hoef mensen niet te overtuigen van de waarheid van allerlei leerstellingen, maar kan wijzen naar Jezus".

In Herstel gaat de schrijver op zoek naar nieuwe wegen om het goede nieuws in deze tijd door te geven. In verbondenheid met mensen om ons heen, die op zoek zijn naar community. Met een evangelie van daden èn woorden. Om tot de conclusie te komen "nooit meer evangeliseren" zoals hij aan het begin beschrijft op Hoog Catharijne: Een zanger met gitaar, een oudere broeder in de rol van straatprediker en een stuk of tien amateurs zoals ik, die samen een koortje vormen. We zingen liederen uit het genre 'Welk een vriend is onze Jezus' en de prediker roept de voorbijgangers op luide toon op om zich te bekeren en Jezus aan te nemen voor het te laat is.. Niet meer zó evangeliseren, maar een getuige zijn, terwijl de Heilige Geest optreedt als advocaat.

Ook na het lezen van het boek, bleef het een boek naar mijn hart. Geen onmogelijke opgave voor gewone christenen. Maar een relaxte manier van leven, waardoor anderen in een echte relatie met ons, maar ook met God komen. Lezen dus, dat boek!

Titel: Nooit meer evangeliseren
Schrijver: Mark de Boer
Uitgever: Ark Media

zaterdag 3 december 2011

Is de gemeente alleen missionair?

De missionaire gemeente is in. Overal waar je komt, hoor je hierover. Elke gemeente moet missionair zijn. Met de grote aandacht die iedereen eraan geeft, groeit de kritiek. Afgelopen week werd in een artikel in het Nederlands Dagblad Prof. Jakob van Bruggen aangehaald die een behoorlijke kritiek op het hele concept geeft. Jos Douma heeft hier in vier delen een inhoudelijke reactie op gegeven: deel 1 deel 2 deel 3 deel 4.

Daarom ga ik hier niet in op dat artikel van Prof. Van Bruggen of de reacties van Douma daarop. Wat ik hier wel wil doen is een eigen visie geven op de gemeente die God heeft ingesteld.

We beginnen bij de ongelovige die in aanraking komt met de missionaire gemeente. Hij ontmoet mensen die deel uitmaken van die gemeente. Die activiteiten ondernemen om mensen buiten de kerk te benaderen. Maar die ook uit liefde voor de medemens diaconale activiteiten ondernemen. Ook wel de diaconale gemeente genoemd. Hij gaat voor het eerst naar een samenkomst, waar de preken op zijn leven zijn afgestemd. De gemeente is 'seeker-sensitive'. De nog-ongelovige gaat delnemen aan de Alphacursus en wordt daar door God overtuigd van de christelijke waarheid. Hij wordt echter ook overweldigd door de liefdevolle gemeente. De gemeente die gekend wordt door de liefdevolle onderlinge verhoudingen en die daar zichtbaar uiting aan geeft.

Na verloop van tijd wordt hij gedoopt en opgenomen in de gemeenschap die heel sterk is in het laten groeien van nieuwe christenen. Laten we dit maar de groeigemeente noemen. Als de gelovige verder groeit wordt hij opgenomen in de gemeente. Samen gaat hij door een proces van het ontdekken van zijn gaven die hij mag inzetten voor de gemeente. De gavengerichte gemeente. Hij wordt ook deel van een kring van christenen in zijn buurt, waarmee hij de bijbel leest, zijn zorgen en vreugde deelt, kortom zijn leven deelt. Hij maakt deel uit van een kringengemeente.

Op het moment dat hij begint leiding te nemen aan een bepaalde activiteit, merkt hij dat de gemeente heel efficiënt is in de richting die wordt gekozen. Er is een scherpe richting waar men op wil gaan. De gemeente blijkt een doelgerichte gemeente te zijn.

Zomaar een levensverhaal van een onbestaande persoon in een onbestaande gemeente. Maar het laat zien wat ik bedoel. De afgelopen jaren zijn tal van bewegingen ontstaan, die een bepaald deel van de gemeente dat tot dan toe onderbelicht was benadrukten. Zo kenden we de doelgerichte gemeente (Rick Warren), de seeker sentitive gemeente (Willow Creek), de liefdevolle gemeente (Christian Schwartz), de Geestvervulde gemeente (pinksterbeweging), de piëtistische gemeente en zoveel andere deelaspecten van kerk-zijn.

De gemeente is dus in zijn volmaakte wezen een totaal van al die aspecten. In de praktijk van alle dag is die volmaaktheid er nog niet en zullen we moeten leven met de onvolmaaktheid van een gemeente die een of meerdere van die aspecten ontbeert. De werkelijkheid gebiedt te erkennen dat niet iedereen in de gemeente missionair is. Maar dat geldt ook voor al die andere deelaspecten. Binnen de gemeente zal dus actief (doel- en gavengericht) gezocht moeten worden naar welke mensen welk deelaspect kunnen vertegenwoordigen. Dat ontslaat de rest niet van eenzelfde intentie, maar helpt mensen zich te richten. Daarmee wordt de gemeente niet alleen missionair, maar ook een gemeente die al die andere aspecten in zich bergt. Dat voorkomt frustraties van theologisch geschoolde en daarmee onderwijsgerichte gemeenteleden als Prof. Van Bruggen.

vrijdag 2 december 2011

Eerst op zoek naar identiteit, dan pas missionair

Dit verslag is vandaag verschenen in het Friesch Dagblad.

Iedere kerk heeft een eigen identiteit, een specifieke roeping. Pas als je die hebt ontdekt, kun je als gemeente echt missionair zijn. Dat stelt kerkstichter Matthijs Vlaardingerbroek.

Stel, je bent een gemeenteleider, voorganger, of predikant. Je hebt een zieltogende gemeente. Een kerk die niet groeit, maar enkel krimpt. Waar meer mensen sterven dan dat er mensen bij komen. De vraag bekruipt je of er nog hoop is voor deze gemeente.
Dan lees je een advertentie van een bekende missionair werker, Matthijs Vlaardingerbroek, die in Den Haag uit het niets een nieuwe gemeente is begonnen. Wellicht kun je iets leren van deze werker, denk je.

Niet iedereen die deze week naar de conferentie Grensverleggend Missionair: Buiten winnen is binnen beginnen ging zal die motivatie hebben gehad, maar de verwachting was in elk geval groot. De conferentie was een initiatief van uitgeverij Medema, rond het verschijnen van het boek Grensverleggend. Hoe de kerk opnieuw missionair kan zijn van Vlaardingerbroek.

De kerkplanter, inmiddels ook bekend als buikspreker met zijn pop Henkie, deed zijn creatieve roem eer aan door de pop meteen aan het begin met een goocheltruc door midden te zagen. Henkies hoofd en de benen werden van elkaar gescheiden, ter illustratie van hoe wij van God zijn gescheiden. Henkie dook zijn koffer weer in, de afgezaagde benen achterlatend op het blok. Achter die benen toverde Matthijs een andere pop tevoorschijn, die de van God afgesneden mens symboliseerde. De buurman die God niet kent, noemde Matthijs hem. Waar kan hij God vinden? In de koffer van Henkie? Nee, want die vertrouwt hij niet. De kerk, plaats van Gods heerlijkheid, wordt gewantrouwd door de gemiddelde burger. De vraag is daarom: kunnen wij niet beter naar de ander toe gaan, in plaats van te wachten tot hij of zij naar ons als kerk toekomt?

Aan de hand van het verhaal uit de Bijbel over de mannen die hun verlamde vriend bij Jezus brachten (Lucas 5: 17-26), ontvouwde Matthijs Vlaardingerbroek zijn visie voor missionair werk. Hij haalde een aantal principes uit het verhaal.

De vrienden hadden een krachtige ideologie: als onze vriend bij Jezus komt, komt het goed. Ze blijken een heldere visie te hebben: getroffen door de pijn van hun vriend, zijn huidige situatie, willen ze dat Jezus hem van die pijn geneest.

Mensen zijn net als de verlamde vriend, vervolgde Vlaardingerbroek. Ze kunnen niet zelf de deur openen. Ze zijn geestelijk verlamd. Ze kunnen niet naar de kerk toe komen. Wij moeten naar hen toe gaan. Wij moeten een ze ,,haalbare belofte” geven. Net zoals de vrienden: ‘Wij brengen jou bij Jezus.’

De vrienden hadden ook een unieke kracht. Ze zagen wegen die er eigenlijk niet waren. Ze konden niet door de deur, ze konden niet door het raam. Daarom klommen ze het dak op, om van daaruit hun vriend bij Jezus te brengen.
En ze hebben een hoopvolle ambitie: ze verwachten dat Jezus tegen hun vriend zegt dat hij moet opstaan en lopen.
Identiteit

Belangrijk in Vlaardingerbroeks boodschap is de identiteit van de gemeente. Die kent verschillende aspecten: ‘De gewenste identiteit, de huidige identiteit en de door God gegeven identiteit.’ De vraag is op welke identiteit wij onze pijlen richten. We moeten zoeken naar de parel die God ons heeft gegeven: de identiteit die we als gemeente van God hebben gekregen, stelde Vlaardingerbroek. Die is vaak verstopt. ,,De vraag is of we bereid zijn die parel te zoeken, ook als het ons alles kost.”
Als die identiteit eenmaal is gevonden, kunnen we hem gaan inzetten. Niet alleen binnen de gemeente, maar ook voor ‘buiten’. Om de identiteit van je gemeente daadwerkelijk te gebruiken is een heldere visie onmisbaar, betoogde Vlaardingerbroek. Daarvoor is een start nodig (wat zie jij en wat doet je pijn?). En een finish (Wat zou ik willen zien? Wat geeft mij hoop?). Als je die twee hebt vastgesteld, wordt een route zichtbaar die je van start naar finish brengt.
Vlaardingerbroek ziet veel gemeenten met de visie: wij willen er zijn voor iedereen. Bij zo’n vage visie dreigt echter het gevaar, dat je er voor niemand bent. Daarom is de beginvraag ‘wie zie jij?’ belangrijk. Wie zijn de mensen die God op jouw hart legt?
Achterstandswijken

Na zijn gepassioneerde betoog overhandigde Matthijs Vlaardingerbroek zijn boek aan Oeds Blok, voorzitter van Urban Expression, een beweging die gemeentes sticht in de achterstandswijken. Vlaardingerbroek wil met zijn boek hoop bieden aan bestaande kerken, vanuit liefde voor de kerk.
Naast lovende woorden past ook een pas op de plaats. Mijn grote vraag is of de kerk vernieuwd kan worden door een methode te omarmen die is gebaseerd op identiteitsmarketing. In hoeverre is dit weer een nieuwe methode voor kerken, die er geld en tijd in moeten steken? Om er wellicht na enkele jaren achter te komen dat de methode het vuur niet heeft kunnen aanwakkeren waar we zo naar verlangen. De tijd zal het uitwijzen. Aan de passie van Matthijs Vlaardingerbroek zal het niet liggen.