donderdag 16 juni 2011

Column Friesch Dagblad 33: Terug in de wijk

Vier weken weg uit onze wijk. Zo lang hebben we het de afgelopen twaalf jaar nooit mogen beleven. Van 30 april tot 29 mei waren mijn vrouw en ik op doorreis naar Indonesië. Het was spannend hoe de mensen met wie we in de wijk contact hebben hierop zouden reageren.

Gelukkig is alles meegevallen en blijken wij niet onmisbaar te zijn. Het werk ging door. Onze taken werden overgenomen door de andere teamleden. Goed, er waren momenten dat we even contact moesten hebben. We waren digitaal te bereiken. Dus konden we voicemails die op de telefoon van Villa Klarendal binnenkwamen doorsturen. En op die manier waren we een kwartier na het gebeuren op de hoogte van een binnenbrand in het wijkcentrum waar we heel veel activiteiten in houden.

Maar voor de rest was onze vakantie toch vooral een rustperiode. Veel dingen zien. Veel dingen beleven. Genieten van het andere en vooral het mooie van dat andere.

Aan alles komt een einde, dus ook aan onze vakantie. Zondagochtend 7.00 uur ’s morgens landden we op koud Schiphol. We vertrokken uit Indonesië met de warmte van 28 graden nog in ons lichaam. We kwamen aan op een vliegveld waar het buiten 8 graden was. De afgelopen weken hebben mijn neus en longen geprotesteerd tegen die onmenselijke koudeverschillen.

Kwart over tien waren we thuis. We besloten de wekelijkse Brunch en Viering van Villa Klarendal ditmaal over te slaan. Tweeëneenhalf uur later ging ik toch even naar de bekende plek toe om onze souvenirs uit te delen na afloop van de viering. Vreugde alom. Wat een directe gebedsverhoring, net na hun gebed voor onze veilige terugreis. Ik ging weer snel naar huis. Mijn oor nog dicht van de landing was nu aan het piepen van al het rumoer rondom mij.

De thuiskomst was ook de start van een nieuwe fase in ons leven. Mijn zwager kreeg tijdens onze vakantie een hersenbloeding en zit nu in een revalidatiecentrum. Wij zijn direct bij hem op bezoek gegaan en zijn gestart met het op- en uitruimen van zijn huis. Wij hebben met de familie afgesproken dat hij na de revalidatieperiode bij ons komt wonen.

De zomervakantie begint hier bijna en is voor ons al afgelopen. Terug in de wijk. In een nieuwe fase. Met frisse moed kunnen we die nieuwe periode ingaan.

Culturen in Nederland

Ik was net in Utrecht. Prachtig voorbeeld van de Nederlandse mix van culturen. Eten deden we even bij Charlie Chiu: goed Indonesisch eten in McDonalds outfit.
Naast mij zit een meisje te eten en te studeren. Tussen het eten door observeer ik. Lange blonde krullen. Nagellak. Grote bruine kijkers. Lastig te ontdekken wat de achtergrond van deze knappe dame is. Totdat ze in gesprek komt met een bekende. Ze spreken over vakantie. Ik vang iets op over Marokko en Ramadan. Letterlijk hoor ik de kennis herhalen dat het leuk is om nog net vijf dagen Ramadan mee te pakken tijdens de vakantie naar Marokko. Juist. Waar ik de dame caraibisch inschatte is dit wen moderne, hoofddoekloze Nederlandse van Marokkaanse afkomst. En waarom ik die hoofddoek er nu bij verzin zal wel te maken hebben met mijn eigen bril jegens die bevolkingsgroep.
Andere tafel naast mij. Totaal andere cultuur. Twee studentikoze types die ik zou indelen onder de noemer Nerd. De maaltijd komt, maar het stel gaat volledig op in het uitpakken van zojuist gekochte Magic kaarten. Ze zijn zichtbaar Nederlands maar spreken een totaal andere mix van Engels en onbegrijpelijke taal die te maken heeft met het spel waar ze in beland zijn.
Welkom in Nederland denk ik. Zit ik daar multiculti te eten omringd door dito mensen die ik ofwel niet versta ofwel volledig verkeerd beoordeel op grond van hun uiterlijk. Wat komt mij dat bekend voor.

zaterdag 11 juni 2011

We zijn er weer

Het was me het maandje wel. De hele maand mei heb ik samen met Aneta, mijn oudstr zoon, een broer en een zus van Aneta en een vriend van die zus Indonesie bezocht.
Een hele maand weg van het gewone gebeuren. Geen werk met maandagse avondwerk. Geen Villa Klarendal met doordeweekse en zondagse activiteiten. Alleen maar reizen, kijken, bezoeken, eten, drinken, praten en genieten. Het enige dat bleef was het bloggen. Een uitlaatklep op het moment dat mijn andere reisgenoten in onze persoonlijke bus sliepen. Niet gevolgd en nog eens nalezen? Http://rickinindonesia.blogspot.com.

Maar goed, aan alles komt een eind, dus ook aan deze enerverende tijd. We gaan sparen voor een terugkeer over viereneenhalf jaar. Vorige week was even een terugkomweek. Gelijk na terugkomst verkouden geworden. Twee dagen ons bezig gehouden met de oudste broer van Aneta die thuis was gebleven en gedurende onze vakantie een hersenbloeding had gekregen. Andere thuiskomst dan gewenst. Hij is rechts verlamd en momenteel in een revalidatiekliniek. We hebben samen besloten dat hij na deze periode bij ons thuis komt wonen. Een extra last, dat wel. Maar we geloven dat God ons ook hier kracht voor zal geven.

Deze week zijn we dan ook weer echt begonnen. Met werk, vrijwilligerswerk en de Villa. Tijdens onze reis is er ook brand geweest in het wijkcentrum. Dat heeft veel effect op ons Villawerk. De computerlessen, de Voedselbank, de
Landenkookgroep en de Brunch en Viering van de Villa zijn allemaal daar. Herverdelen dus. Brunch en viering tijdelijk terug bij de Villa. Voedselbank tijdelijk over naar de Villa. Landenkookgroep naar een ander wijkcentrum. En de computerlessen zijn tot de hernieuwde opening het wijkcentrum opgeschort.

Gek om weer terug in gewone doen te komen. Al snel kwamen de vaste mensen ons opzoeken. Anderen kwamen we op straat tegen. Toch weer wennen en tegelijkertijd blij om er weer te zijn. Alle nieuwtjes, mooi en moeilijk, horen. En vooral horen dat alles gewoon is doorgegaan. Hoera: God gaat door. Geweldig, we zijn niet onmisbaar. Ook al zeiden diverse mensen dat ze ons gemist hadden. We gaan er weer voor. Met frisse moed. En de zon nog tussen onze oren. Wachtend op de komende zomer.

Column Friesch Dagblad 32: in Indonesie

Deze maand ben ik op vakantie in Indonesië. Al reizend valt me wel het een en ander op. Een van die dingen is de plek die de kerk inneemt in het land. Kijkend naar de tijd die het christelijk geloof gekregen heeft om in het land te settelen is dat opvallend. De islam is ongeveer in dezelfde tijd aan (ei)land gekomen. Inmiddels wordt het land niet ten onrechte het grootste moslimland ter wereld genoemd. Het percentage christenen is ongeveer 10% van het totaal aantal inwoners. Niet zo slecht voor een moslimland, zou je zo zeggen, maar wel als je beseft dat dit land eigenlijk van oorsprong animistisch en hindoeïstisch was. Het land maakte pas tussen de 13e en 15e eeuw kennis met de islam. Uitgaande van het laatste is dat gelijk met de introductie van het christelijk geloof.

Waarom heeft de islam hier dan wel postgevat en het christelijk geloof niet? Ik ben maar een leek en geen deskundige op dit gebied. Ik lees dat het te maken kan hebben met het handelsbeleid dat de inmiddels islamitisch geworden leiders niet tegen de borst wilde stoten door zending te bedrijven. Het kan ook te maken hebben met de oude manier van zending bedrijven, waarin het kolonialisme en zending hand in hand gingen. Bij zending werd dan geen rekening gehouden met de volksaard, maar werd het christelijk geloof verpakt in westers-culturele uitingsvormen, zoals een stenen gebouw met kerktoren en een kerkklok.

Wat was er gebeurd als het evangelie was verkondigd door middel van Wayang Golek, vraag ik mij af tijdens het bekijken van een Wayangvoorstelling. Het evangelie uitgebeeld in de vorm van Wayangpoppen. We weten het niet, het is niet gebeurd en daarom blijft het gissen.

Met Villa Klarendal, in de culturele omgeving van de volksbuurt Klarendal, willen we met wat we hebben en doen iets laten zien van wat het christelijk geloof betekent. Ik ben hier te gast en kan noch wil een oordeel vellen over hoe het Indonesische christelijke geloof zich heeft ontwikkeld. Ik hoop en bid alleen dat de liefde van God ook hier door mijn geloofsgenoten zal worden uitgedragen.

Hoe moeilijk dat ook kan zijn in een door een ander geloof gedomineerd land.

Column Friesch Dagblad 31: het zondaarsgebed

Zomaar een ochtend bij een van onze activiteiten. Veel bezoekers en een aantal enthousiaste vrijwilligers. Een van die vrijwilligers komt in gesprek met een vaste bezoeker. Na verloop van tijd trekken ze zich terug in een kleiner kamertje. Enige tijd later gaat de deur weer open en stapt een zeer blije vrijwilliger uit het kamertje, gevolg door een sjokkende bezoeker.

Na afloop bij de evaluatie hoor ik het verhaal. Het was een mooi gesprek met deze bezoeker van buitenlandse komaf. De vrijwilliger leidde het gesprek naar de vraag of de bezoeker 'zijn leven aan Jezus wilde geven'. En dat wilde de bezoeker maar al te graag. Dus heeft hij het zondaarsgebed meegebeden. Halleluja! Er is een nieuwe broer bijgekomen. Wij moesten het enthousiasme enigszins temperen. Dit was de vierde of vijfde keer dat de bezoeker telkens door een andere vrijwilliger 'tot de Heer was geleid'.

Dit gefingeerde, maar op de waarheid gebaseerde, verhaal komen we regelmatig tegen in ons werk. Neem een enthousiaste, meestal evangelische, vrijwilliger en een bezoeker die gewillig is te praten en te bidden en er ontstaat een sfeer waarin de een met de ander gaat bidden. U begrijpt, wij zijn iets voorzichtiger geworden met het bidden voor mensen om tot het geloof te komen.

Het zondaarsgebed werd ingevoerd in een tijd waarin mensen nog massaal naar de kerk gingen en dito werden opgevoed. Kerkgaan was de norm, niet-kerkgaan was de uitzondering. Iedereen wist waarover je sprak als iemand het had over zonde en schuld. In die tijd ontstond dit standaardgebed waarin mensen uitspreken dat zij spijt hebben van hun zonden, zich willen overgeven aan Jezus en vanaf nu een nieuw leven willen leiden. Een prachtig hulpmiddel waardoor in de loop van de jaren veel mensen het geloof in Jezus hebben gevonden.

Het gebed is verworden tot een formulier. Tot een hulpmiddel om iemand over de streep te trekken. Tot geloof komen, daar moeten we mensen naar toe trekken. Er worden indrukwekkende preken gegeven. Aan het einde wordt een oproep gedaan om naar voren te komen. De spreker spreekt met de mensen die naar voren zijn gekomen het zondaarsgebed uit. En voilà, in de volgende rondzendbrief van de spreker staat dat die zondag zoveel mensen als naar voren zijn gekomen tot het geloof zijn gekomen. Wat geweldig. Zoveel mensen. God is aan het werk. Het formulier gebruikt als een graadmeter voor eigen succes. Hoe meer mensen tot geloof komen, hoe beter.

Het standaardgebed uit de 19e eeuw kent een instant-gedachte: als je nu maar dit doet, dan lukt het wel. De mens teruggebracht tot een automaat waar je geld in stopt, waarna er uitkomt wat je zo graag wilt hebben. Mensen zijn niet instant, is mijn ervaring. Iedereen heeft in zijn leven zijn eigen ervaringen gehad. Geen enkel leven is hetzelfde. Net zoals elk mens volledig uniek is.

Geloven is een proces. Waarin God met een mens bezig is. De een staat aan het begin van die weg. De ander is al een aardig eindje op weg. In dat proces tussen God en een individueel persoon worden mensen gebruikt om die persoon dingen te leren. Mensen bijstaan op de weg die zij wandelen met God. Dat zie ik als mijn taak in deze tijd. Dat is een andere benadering dan die ander een formulier te laten uitspreken. Oog hebben voor dat proces leert mij ook om mezelf te zien als klein radertje in het grote geheel dat God wil doen in het leven van een persoon. Er komen veel verschillende mensen op ons pad. Die allemaal op hun manier Godzoekend zijn. De een ver weg, de ander dichtbij. Toch komen ze wekelijks bij ons. Omdat het gezellig is. Maar ook om meer over God te leren kennen. “Moeten we niet meer evangeliseren”, is mij wel eens door andere christenen uit ons team gevraagd. Uiteraard vanuit het wereldbeeld van het formulier. “Dat gebeurt al”, was mijn antwoord. We hebben veel contact met deze mensen. Komen ze op straat tegen, bij een doordeweekse activiteit en op zondag. Door met hen ons leven te delen, zien ze wat het betekent om christen te zijn. En gaan ze daar wellicht ook zelf naar verlangen. En tegelijkertijd komen ze met hun dagelijkse vragen bij ons. Waar wij een antwoord op mogen geven, vanuit onze eigen overtuiging. Maar wel met respect voor het pad dat die persoon aan het lopen is.

Soms past zo'n manier van leren geloven bij onze gedachten over hoe iemand tot het geloof moet komen. Iemand kan op dit moment in een new age sfeer zitten. Of nog verstokt katholiek zijn. Wij hebben dan de neiging om die ander te vertellen dat dit niet goed is. Bij ons komen mensen uit beide achtergronden. Sommigen zitten er nog diep in. Anderen beginnen een andere richting op te lopen. Niet veroordelen, maar naast de ander staan. Dat is onze werkwijze. Langzamerhand laat God zien aan die persoon wat hij of zij moet doen.

Samen op weg gaan. Dat is iets anders dan zomaar in het wilde weg het zondaarsgebed met iemand bidden. Het gaat uit van relatie. Het gaat uit van respect voor de ander. Waarbij we de waarheid niet vergeten te vertellen. Maar waarbij we de keuze wat daarmee te doen bij die ander laten.