vrijdag 30 december 2011

Column Friesch Dagblad 40: Oud en nieuw

Deze periode worden we overspoeld met lijstjes en overzichten. We zien het jaaroverzicht van het journaal, waardoor we een 'O ja-ervaring' ondergaan. Iets dergelijks gebeurt als we luisteren naar de muziek van de R 2 top 2000, de Serious Request top 2000 of de christelijke top 100 lijstjesvariant van Xnoizz Radio.

We zijn in deze periode van het jaar tgevoelig voor het terugkijken en -denken aan het verleden. Aan het afgelopen jaar of aan verder terug. Anders zouden de kijk- en luistercijfers wel anders uitwijzen en zouden de lijstjesprogramma's al lang van de buis of de radio vertrokken zijn.

De tijd tussen Kerst en Oud en Nieuw is een tijd van reflectie. Terugdenken aan wat is geweest. Vooruitdenken aan wat gaat komen. Daarin vinden de spreekwoordelijke goede voornemens hun basis. Ook ik ben deze dagen vrij van mijn gewone werk. Even tijd voor iets anders, terwijl het gewone werk in de wijk op kleine schaal door blijft gaan. Want de inwendige en uitwendige mens blijft behoefte houden aan zijn gewone en levende brood.

Reflecterend op het afgelopen jaar denk ik aan dat modewoord 'missionair gemeente-zijn' die de belangstelling voor 'emerging church' behoorlijk heeft verdrongen. Sommigen hebben de emerging church in ons land alweer ten grave gedragen. Er was overal belangstelling voor de missionaire gemeente. Boeken kwamen uit. Conferenties werden gehouden. Afdelingen bij PKN en de EA.
De missionaire gemeente werd ook onder vuur genomen. Wim Dekker sprak in zijn boek 'Marginaal en Missionair' uit dat de missionaire beweging van de kerk samen moet gaan met een nieuwe bezinning op de eigen identiteit. Iets dergelijks verkondigde missionair pionier Matthijs Vlaardingerbroek in de titel van het congres 'Buiten winnen is binnen beginnen' naar aanleiding van zijn boek 'Grensverleggend'.

We zijn op zoek, in de hele breedte van het christelijk erf. We zien landelijk een krimpende kerk, die niet wordt tegengehouden door de groei van de evangelische beweging. Ook in die beweging is de grote vraag hoe jongeren geholpen kunnen worden bij hun geloof. Ook daar doemt het seculariseringsspook op. Daarom worden kerkgenootschappen naar elkaar toe gedrongen. In deze tijd kunnen ze niet meer zonder elkaar, laat staan tegenover elkaar staan. Dat is een hoopgevende beweging. Een beweging over de kerkmuren heen, met respect voor de ontstane muren.

2012 komt eraan. Ik weet niet wat dat jaar gaat geven. Ook niet in onze prachtwijk. Maar ik blijf hoop houden als wij onze hoop putten uit de waarheid van alle tijden. Ik hou ook dit jaar vast aan onze gezinslijfspreuk 'ik en mijn huis, wij zullen de Here dienen'. Wat er ook gebeurt.

zondag 11 december 2011

Zomaar een weekend

Gisteren waren we op een feest voor vrijwilligers in onze wijk Klarendal. Alle vrijwilligers waren uitgenodigd. Helaas waren er wat groepen vergeten, waardoor Villa Klarendal en Voedselbank vrijwilligers niet waren uitgenodigd. Wij waren er wel als vrijwilligers van het wijkcentrum.

Een grote tent was opgezet en er was heel veel eten ingekocht. Helaas kwam de helft van de aangekondigde vrijwilligers niet opdagen. We moesten dus gisteren vooral onze buik goed vol eten. Nadat we dat hadden gedaan, werden we spontaan aangesproken. Of we niet iets mee wilden nemen van het eten. Natuurlijk. Bij ons komt het altijd wel op. "Iets" was een hele grote, nauwelijks te dragen, schaal met allerlei vis- en vleeslekkernijen en twee schalen met luxe beleg. We kwamen aan op het wijkcentrum om de spullen af te leveren. We kwamen erachter dat er totaal geen boodschappen waren gedaan door de vaste boodschappendames. Een van hen had deze week een sterfgeval in eigen familie en was bezig geweest met alle beslommeringen daaromheen. De ander was het gewoon vergeten.

Zo zie je, zeiden we vanochtend, hoe goed God voor ons zorgt. Wij weten nog niet dat er niet voor eten is gezorgd en we krijgen het al... Dus deden we ons in plaats van kaas, vlees en eieren tegoed aan vis en luxe vlees- en kaaswaren. Het was zo heerlijk. We konden gewoon niet stoppen.

Voor en na het eten was het niet rustig. De "praatjesmaker" was aan de beterende hand, dus kwam pas bij de maaltijd. De mede-helper kwam pas rond kwart over tien aanlopen. Toen hadden wij de tafels al klaar gezet, de borden en bestek neergelegd, de koffie en thee in kannen gedaan en de entourage voor de viering gereed gemaakt. Tja, en als er na het eten niemand aanstalten maakt om actie te ondernemen, was ik wel bereid om die afwasjes te doen.

Vlak voor het begin van de viering bleek de internetverbinding uitgevallen, waardoor we het liedje "Mary did you know" niet van Youtube konden laten horen. Geen probleem. De computerzaal en printer is gewilig dus tijdens de eerste twee liederen zette ik het lied via PowerPoint op mijn USB stick en kon ik de gitaargrepen uitprinten. Het werd een mooie geïmproviseerde viering waar niemand iets merkte van de improvisaties...

Na de viering werd ik gevraagd voor een gesprekje met een vaste bezoeker. Duurde even een tijd, maar het was mooi om samen na te denken waar zij met haar dochtertje naar toe moest gaan.

Bijna was dit het einde, ware het niet dat een van de bezoekers waarschijnlijk iets te veel had genoten van het lekkers tijdens het eten. Zijn darmen protesteerden en bracht de verwerking op plaatsen waar je hem liever niet achtergelaten ziet. Dan kun je ervoor kiezen om het over te laten aan de schoonmakers van de volgende dag onder het mom van " ik betaal er toch voor en dit is niet mijn werk". Dat vond ik een te onprettige gedachte. Dus sleepte ik een emmer met ontzettend ontsmettend middel mee naar de wc om daar de overblijfselen op te ruimen. Niet teveel over nadenken, gewoon doen. Na 10 minuten was het schoon en bleef alleen de stank als overblijfsel van het gebeurde achter.

Dat was het einde, dacht ik, van een mooie, volgens het rooster "vrije", ochtend. Nee, toch niet. De schaal waarop de vis lag moest nog even worden teruggebracht. En teruggekomen bij het wijkcentrum dacht ik terug aan een opmerking van de tweede beheerder dat de lege bakken van de Voedselbank (waarvan we de inhoud op vrijdagmiddag uitdelen) de branduitgang versperden. Dus keek ik bij vol daglicht naar hoe ze waren opgestapeld. Daar stonden dan 64 bakken en 15 koelhoudbakken door elkaar heen. Door ze weer wat netter te herverdelen, kon ik weer een doorgang creëren.

Zo kon ik huiswaarts keren, waar ik nu rustig op de bank lig. We hadden een bezoekverzoek al afgeslagen, hoorde ik van Aneta. Lastig toch. Je wilt iedereen zo graag helpen. Maar ja, afgelopen maandag had Aneta er ook al uitgebreid over doorgepraat en -gebeden. Dus nu even niet. En dat is gezien mijn voorgaande verhaal ook wel een beetje begrijpelijk...

maandag 5 december 2011

De scheiding tussen het geestelijke en het natuurlijke

Al een paar jaar ben ik aan het nadenken over een belangrijk onderwerp. Doordat ik voor de politiek werk, vraag ik me af waarom ik zo weinig christenen zie die zich op dat vlak bewegen.
Ik lees over honderden christenen die zich bij Opwekking of de EO Jongerendag bekeren of laten vullen met Gods Geest. Dat gebeurt jaarlijks. Waarom zien we zo weinig in onze samenleving van die geestelijke opwekkingsbeweging. Mensen veranderen geweldig, maar het lijkt geen effect te hebben op onze samenleving.

Het begin van een oplossing kwam toen ik het boek van John Stott las “Uitdagingen van deze tijd in bijbels perspectief”. De organisatie die hij heeft gestart na het schrijven van dit boek heeft mij verder geholpen in het verder doordenken van dt probleem: het London Institute for Contemporary Christianity.
Die organisatie noemt het probleem "The Sacred-Secular Divide". Wij hebben onbewust een scheiding aangebracht tussen de geestelijke wereld en de natuurlijke wereld. De geestelijke (of sacrale wereld) is waar God is, waar het goed is, waar rust heerst, waar we dicht bij God komen. Het natuurlijke (het seculiere) is alles wat niet van God is. De wereld rondom ons. Het hele hebben en houden waar de kerk niets (meer) mee te maken heeft.

Waarom is er zo weinig effect van christenen in de samenleving? Omdat ze niet is geleerd hoe dat te doen. De scheiding tussen geestelijk leven en leven in de wereld zorgt ervoor dat we in onze gedachten maar een centrale plek hebben waar het goed is: de kerk of de gemeente. Gaat het daar werkelijk over? Als Jezus spreekt over dat we licht op een berg zijn en zout op aarde, is het dan zijn bedoeling dat we het vooral samen fijn hebben?

De grote scheiding tussen geestelijke en natuurlijke zien we in hoe we mensen benaderen. Wat is de belangrijkste taak in de gemeente? Is het niet vaak zo dat we zeggen “alle christenen zijn gelijk geboren, maar de christen die "fulltime werkt in Gods koninkrijk" is meer gelijk dan de anderen”?
Ik ben in mijn gedachten opgegroeid met een zekere hiërarchie in het christelijk leven: eerst komt de fulltime voorganger, dan de zendeling die ver weg is gegaan, dan de zendeling die tenten maakt, dan de oudsten, dan de diakenen en daarna de gemeenteleden.
Wat tentenmakers betreft zien we een interessant gegeven. Wat geweldig dat iemand jaren van zijn leven geeft om in een bedrijf, laten we zeggen Shell, te werken dat in Saoedie-Arabië werkt. Dan kun je werken en in je vrije tijd zending bedrijven. Daar bidden we voor. Voor die mensen hebben we een fotootje op de muur, zodat we regelmatig aan hen kunnen denken. Maar hoe zit het met de werker van Shell in Rotterdam? Hangt er ook van hem of haar een fotootje aan de muur?

Een rekensommetje. Een week bestaat uit 168 uur. Laten we ervan uitgaan dat we 48 daarvan gebruiken voor slaap. Dan houden we 120 uur over. Wat gebeurt er tijdens die uren? Tenzij we gepensioneerd zijn, of in dienst zijn van de kerkelijke gemeente, is het niet te verwachten dat gemeenteleden meer dan 10 uur per week zullen besteden aan kerkelijke activiteiten. Daarom zijn die 10 uur belangrijk. En de andere 110 uur? Dat is de tijd waarin we leven: werken, vrije tijd en gezin. Waar zullen we leren groeien, vergeven, wijsheid nodig hebben, niet-christenen tegenkomen? Juist: in die 110 uur. De vraag is dan: hoe kunnen de 10 uur betrokkenheid bij de kerkelijke gemeente ons voorbereiden voor discipelschap, zending, evangelisatie en leven met God in deze wereld?
Waar spreken we over tijdens de preken op zondag? Een onderzoek wees uit dat het merendeel van de christenen nog geen enkele preek heeft gehoord over het belang van werk in de samenleving voor een christen. Op een schaal van 0-4 was de uitkomst dat de preek relevant is voor:
persoonlijk geestelijk leven 2,57
Kerkelijk leven 2,12
Thuis 1,83
Werk 1,68

Als we kijken naar Leviticus, waar heiligheid het centrale woord is, zien we dat die heiligheid wordt gemeten aan alledaagse dingen. Lees bijvoorbeeld maar eens Leviticus 18 en 19. Het gaat daar om hoe je dingen weegt. Hoe je seksueel met elkaar omgaat. Het gaat over de algemene manier van omgaan met elkaar. Het gaat over de economie van het genoeg (laat nog wat liggen voor de arme en de vreemdeling). Over het eerlijk uitbetalen van werknemers. Over gezonde rechtspraak. Over respect voor de natuur. Het heilige leven is daar dus verweven met het geestelijke leven.

Waar gaat het centrum van ons leven naar uit? Een mooie zin die deze zelfde organisatie in Engeland uitsprak was ‘Iedereen is een fulltime geestelijk werker’. Of om het met de eerder gemelde frase te zeggen: 'iedereen werkt in Gods koninkrijk'. Een eye-opener. Toen ik een paar jaar geleden op de zendingsconferentie van Opwekking werd aangesproken door een zendingsorganisatie met de vraag of ik iets met zending heb, was mijn antwoord: “Ja, ik ben een tentenmaker. In Nederland”. Het woord, bekend van de zendingsliteratuur die aanduidt dat je van een bepaalde geestelijke orde bent, toegepast op het leven van alledag. Want we zijn allemaal door God geroepen om in deze wereld te staan en hem daarin te dienen.

Grote vraag voor kerkleiders van deze tijd is of zij gemeenteleden helpen om hun taak in deze wereld in te nemen. Beseffen onze gemeenteleden dat zij die taak hebben. Krijgen zij van hun voorgangers de tools om midden in de samenleving te staan en daar getuige in woord en daad van Jezus te zijn?

Een paar vragen voor oudsten, voorgangers, dominees en andere sprekers:

- Wanneer heb je voor het laatst gesproken over werk, of over aspecten waar mensen in werk mee te maken krijgen, zoals werkdruk, omgaan met moeilijke collega’s, enzovoorts.

- Weet jij welk werk elk van je gemeenteleden doet. Weet je tegen welke problemen hij of zij oploopt. Geef je hen hulpmiddelen om daarmee om te gaan?

- In hoeverre is jouw eigen denken verward met het dualisme tussen wereld en kerk? Hoe kun je daar uit komen?

zondag 4 december 2011

Kennismaking: Geert Rozema, buurtpastor Klarendal

Wij werken als Villa Klarendal niet alleen in de wijk. "Samenwerken waar het kan, alleen werken wanneer het niet anders kan" is daarbij ons motto.

Een van de mensen met wie we nauw samenwerken is Geert Rozema, buurtpastor voor de Rooms-Katholieke kerk. Onlangs is er een interview met hem verschenen in de wijkkrant van Sint Marten, de wijk die naast Klarendal ligt en waarvoor Geert ook buurtpastor is.

Het interview geeft een goed beeld van wat Geert in de wijk doet. We willen hem graag aan het woord laten.

Lees het interview hier.

Boekbespreking: nooit meer evangeliseren - Mark de Boer

Ik las de titel een paar weken geleden in de christelijke pers. Een titel die me aansprak, omdat het dichtbij mijn eigen ervaringen komt. Maar ook, omdat het weer lekker aanzet tot gesprek. De titel alleen al.

Dus toen ik het boek kreeg, ben ik er direct in gaan lezen. Om het in een weekend uit te lezen. Dat zegt voor mij heel veel. Als ik iets mooi en aangrijpend vind, kan ik er niet meer mee stoppen.

Schrijver Mark de Boer, directeur van de evangelisatiebeweging Agapè, geeft in het boek een uitgebreide preek in drie delen: verval, ontdekking en herstel.

In Verval schetst hij de omstandigheden die geleid hebben tot het verval van de kerk zoals we het ooit hebben gekend. Hij eindigt met de conclusie dat in het oog van de wervelwind van de 21e eeuw de autonome, zelfstandige mens staat "die zich niets laat gezeggen, in niets meer gelooft en wiens wereldbeeld op vrijwel alle fronten lijkt te botsen met dat van een ouderwetse christen".

In Ontdekking gaat Mark langs bekende aspecten van evangelieverkondiging om tot nieuwe conclusies te komen. In Goed nieuws komt hij tot de conclusie dat het evangelie anders is dan hij ervan had begrepen. Niet de versmalde versie die ons jarenlang in evangelisatiebrochures is voorgehouden en als een zip-bestand kon worden uitgepakt. Maar dat het evangelie "art, not science is; kunst - levenskunst, geen wetenschap". Evangelisatie betekent dat het koninkrijk wordt gedemonstreerd in woord en daad, in het dagelijks leven. En daarmee is the medium the message: "ik hoef mensen niet te overtuigen van de waarheid van allerlei leerstellingen, maar kan wijzen naar Jezus".

In Herstel gaat de schrijver op zoek naar nieuwe wegen om het goede nieuws in deze tijd door te geven. In verbondenheid met mensen om ons heen, die op zoek zijn naar community. Met een evangelie van daden èn woorden. Om tot de conclusie te komen "nooit meer evangeliseren" zoals hij aan het begin beschrijft op Hoog Catharijne: Een zanger met gitaar, een oudere broeder in de rol van straatprediker en een stuk of tien amateurs zoals ik, die samen een koortje vormen. We zingen liederen uit het genre 'Welk een vriend is onze Jezus' en de prediker roept de voorbijgangers op luide toon op om zich te bekeren en Jezus aan te nemen voor het te laat is.. Niet meer zó evangeliseren, maar een getuige zijn, terwijl de Heilige Geest optreedt als advocaat.

Ook na het lezen van het boek, bleef het een boek naar mijn hart. Geen onmogelijke opgave voor gewone christenen. Maar een relaxte manier van leven, waardoor anderen in een echte relatie met ons, maar ook met God komen. Lezen dus, dat boek!

Titel: Nooit meer evangeliseren
Schrijver: Mark de Boer
Uitgever: Ark Media

zaterdag 3 december 2011

Is de gemeente alleen missionair?

De missionaire gemeente is in. Overal waar je komt, hoor je hierover. Elke gemeente moet missionair zijn. Met de grote aandacht die iedereen eraan geeft, groeit de kritiek. Afgelopen week werd in een artikel in het Nederlands Dagblad Prof. Jakob van Bruggen aangehaald die een behoorlijke kritiek op het hele concept geeft. Jos Douma heeft hier in vier delen een inhoudelijke reactie op gegeven: deel 1 deel 2 deel 3 deel 4.

Daarom ga ik hier niet in op dat artikel van Prof. Van Bruggen of de reacties van Douma daarop. Wat ik hier wel wil doen is een eigen visie geven op de gemeente die God heeft ingesteld.

We beginnen bij de ongelovige die in aanraking komt met de missionaire gemeente. Hij ontmoet mensen die deel uitmaken van die gemeente. Die activiteiten ondernemen om mensen buiten de kerk te benaderen. Maar die ook uit liefde voor de medemens diaconale activiteiten ondernemen. Ook wel de diaconale gemeente genoemd. Hij gaat voor het eerst naar een samenkomst, waar de preken op zijn leven zijn afgestemd. De gemeente is 'seeker-sensitive'. De nog-ongelovige gaat delnemen aan de Alphacursus en wordt daar door God overtuigd van de christelijke waarheid. Hij wordt echter ook overweldigd door de liefdevolle gemeente. De gemeente die gekend wordt door de liefdevolle onderlinge verhoudingen en die daar zichtbaar uiting aan geeft.

Na verloop van tijd wordt hij gedoopt en opgenomen in de gemeenschap die heel sterk is in het laten groeien van nieuwe christenen. Laten we dit maar de groeigemeente noemen. Als de gelovige verder groeit wordt hij opgenomen in de gemeente. Samen gaat hij door een proces van het ontdekken van zijn gaven die hij mag inzetten voor de gemeente. De gavengerichte gemeente. Hij wordt ook deel van een kring van christenen in zijn buurt, waarmee hij de bijbel leest, zijn zorgen en vreugde deelt, kortom zijn leven deelt. Hij maakt deel uit van een kringengemeente.

Op het moment dat hij begint leiding te nemen aan een bepaalde activiteit, merkt hij dat de gemeente heel efficiënt is in de richting die wordt gekozen. Er is een scherpe richting waar men op wil gaan. De gemeente blijkt een doelgerichte gemeente te zijn.

Zomaar een levensverhaal van een onbestaande persoon in een onbestaande gemeente. Maar het laat zien wat ik bedoel. De afgelopen jaren zijn tal van bewegingen ontstaan, die een bepaald deel van de gemeente dat tot dan toe onderbelicht was benadrukten. Zo kenden we de doelgerichte gemeente (Rick Warren), de seeker sentitive gemeente (Willow Creek), de liefdevolle gemeente (Christian Schwartz), de Geestvervulde gemeente (pinksterbeweging), de piëtistische gemeente en zoveel andere deelaspecten van kerk-zijn.

De gemeente is dus in zijn volmaakte wezen een totaal van al die aspecten. In de praktijk van alle dag is die volmaaktheid er nog niet en zullen we moeten leven met de onvolmaaktheid van een gemeente die een of meerdere van die aspecten ontbeert. De werkelijkheid gebiedt te erkennen dat niet iedereen in de gemeente missionair is. Maar dat geldt ook voor al die andere deelaspecten. Binnen de gemeente zal dus actief (doel- en gavengericht) gezocht moeten worden naar welke mensen welk deelaspect kunnen vertegenwoordigen. Dat ontslaat de rest niet van eenzelfde intentie, maar helpt mensen zich te richten. Daarmee wordt de gemeente niet alleen missionair, maar ook een gemeente die al die andere aspecten in zich bergt. Dat voorkomt frustraties van theologisch geschoolde en daarmee onderwijsgerichte gemeenteleden als Prof. Van Bruggen.

vrijdag 2 december 2011

Eerst op zoek naar identiteit, dan pas missionair

Dit verslag is vandaag verschenen in het Friesch Dagblad.

Iedere kerk heeft een eigen identiteit, een specifieke roeping. Pas als je die hebt ontdekt, kun je als gemeente echt missionair zijn. Dat stelt kerkstichter Matthijs Vlaardingerbroek.

Stel, je bent een gemeenteleider, voorganger, of predikant. Je hebt een zieltogende gemeente. Een kerk die niet groeit, maar enkel krimpt. Waar meer mensen sterven dan dat er mensen bij komen. De vraag bekruipt je of er nog hoop is voor deze gemeente.
Dan lees je een advertentie van een bekende missionair werker, Matthijs Vlaardingerbroek, die in Den Haag uit het niets een nieuwe gemeente is begonnen. Wellicht kun je iets leren van deze werker, denk je.

Niet iedereen die deze week naar de conferentie Grensverleggend Missionair: Buiten winnen is binnen beginnen ging zal die motivatie hebben gehad, maar de verwachting was in elk geval groot. De conferentie was een initiatief van uitgeverij Medema, rond het verschijnen van het boek Grensverleggend. Hoe de kerk opnieuw missionair kan zijn van Vlaardingerbroek.

De kerkplanter, inmiddels ook bekend als buikspreker met zijn pop Henkie, deed zijn creatieve roem eer aan door de pop meteen aan het begin met een goocheltruc door midden te zagen. Henkies hoofd en de benen werden van elkaar gescheiden, ter illustratie van hoe wij van God zijn gescheiden. Henkie dook zijn koffer weer in, de afgezaagde benen achterlatend op het blok. Achter die benen toverde Matthijs een andere pop tevoorschijn, die de van God afgesneden mens symboliseerde. De buurman die God niet kent, noemde Matthijs hem. Waar kan hij God vinden? In de koffer van Henkie? Nee, want die vertrouwt hij niet. De kerk, plaats van Gods heerlijkheid, wordt gewantrouwd door de gemiddelde burger. De vraag is daarom: kunnen wij niet beter naar de ander toe gaan, in plaats van te wachten tot hij of zij naar ons als kerk toekomt?

Aan de hand van het verhaal uit de Bijbel over de mannen die hun verlamde vriend bij Jezus brachten (Lucas 5: 17-26), ontvouwde Matthijs Vlaardingerbroek zijn visie voor missionair werk. Hij haalde een aantal principes uit het verhaal.

De vrienden hadden een krachtige ideologie: als onze vriend bij Jezus komt, komt het goed. Ze blijken een heldere visie te hebben: getroffen door de pijn van hun vriend, zijn huidige situatie, willen ze dat Jezus hem van die pijn geneest.

Mensen zijn net als de verlamde vriend, vervolgde Vlaardingerbroek. Ze kunnen niet zelf de deur openen. Ze zijn geestelijk verlamd. Ze kunnen niet naar de kerk toe komen. Wij moeten naar hen toe gaan. Wij moeten een ze ,,haalbare belofte” geven. Net zoals de vrienden: ‘Wij brengen jou bij Jezus.’

De vrienden hadden ook een unieke kracht. Ze zagen wegen die er eigenlijk niet waren. Ze konden niet door de deur, ze konden niet door het raam. Daarom klommen ze het dak op, om van daaruit hun vriend bij Jezus te brengen.
En ze hebben een hoopvolle ambitie: ze verwachten dat Jezus tegen hun vriend zegt dat hij moet opstaan en lopen.
Identiteit

Belangrijk in Vlaardingerbroeks boodschap is de identiteit van de gemeente. Die kent verschillende aspecten: ‘De gewenste identiteit, de huidige identiteit en de door God gegeven identiteit.’ De vraag is op welke identiteit wij onze pijlen richten. We moeten zoeken naar de parel die God ons heeft gegeven: de identiteit die we als gemeente van God hebben gekregen, stelde Vlaardingerbroek. Die is vaak verstopt. ,,De vraag is of we bereid zijn die parel te zoeken, ook als het ons alles kost.”
Als die identiteit eenmaal is gevonden, kunnen we hem gaan inzetten. Niet alleen binnen de gemeente, maar ook voor ‘buiten’. Om de identiteit van je gemeente daadwerkelijk te gebruiken is een heldere visie onmisbaar, betoogde Vlaardingerbroek. Daarvoor is een start nodig (wat zie jij en wat doet je pijn?). En een finish (Wat zou ik willen zien? Wat geeft mij hoop?). Als je die twee hebt vastgesteld, wordt een route zichtbaar die je van start naar finish brengt.
Vlaardingerbroek ziet veel gemeenten met de visie: wij willen er zijn voor iedereen. Bij zo’n vage visie dreigt echter het gevaar, dat je er voor niemand bent. Daarom is de beginvraag ‘wie zie jij?’ belangrijk. Wie zijn de mensen die God op jouw hart legt?
Achterstandswijken

Na zijn gepassioneerde betoog overhandigde Matthijs Vlaardingerbroek zijn boek aan Oeds Blok, voorzitter van Urban Expression, een beweging die gemeentes sticht in de achterstandswijken. Vlaardingerbroek wil met zijn boek hoop bieden aan bestaande kerken, vanuit liefde voor de kerk.
Naast lovende woorden past ook een pas op de plaats. Mijn grote vraag is of de kerk vernieuwd kan worden door een methode te omarmen die is gebaseerd op identiteitsmarketing. In hoeverre is dit weer een nieuwe methode voor kerken, die er geld en tijd in moeten steken? Om er wellicht na enkele jaren achter te komen dat de methode het vuur niet heeft kunnen aanwakkeren waar we zo naar verlangen. De tijd zal het uitwijzen. Aan de passie van Matthijs Vlaardingerbroek zal het niet liggen.

dinsdag 29 november 2011

Column Friesch Dagblad 39: Flauwe kerken

De ‘temperatuur’ in kerken in Nederland is te laag. Het is niet goed, te lauw. De kerk is ziek. We gaan te veel voor de kant-en-klare hap op zondag en zijn te veel bezig met kerkje spelen. Een zin uit een artikel dat ik vandaag las in op het nieuwe platform van het Friesch Dagblad Hetgoedeleven.com over de Global Leadership Summit in Drachten, de jaarlijkse leiderschapsconferentie van Willow Creek. Arjan Zantingh, onderwijspastor van de Vrije Baptistengemeente in Groningen, wordt aangehaald. Hij constateert dat een kerkelijke gemeente vanaf de buitenkant wel goed naar voren komen - bijvoorbeeld door mooie diensten en veel activiteiten - maar dat dat niks zegt over de vraag of individuele gemeenteleden er kunnen groeien. Daarom is ‘een geestelijke blik onder de motorkap nodig’.
Het is een terugkerende riedel die ik in mijn 35-jarige ervaring in christelijk Nederland steeds weer terug hoor. En die ook geregeld aan den lijve heb ervaren. Wat is er aan de hand in ons christelijke land?, vraag ik me dan af. En vooral de vervolgvraag: valt er iets aan te veranderen?

De vraag of het individuele gemeentelid in onze kerkelijke gemeente groeit, komt voor een deel voort uit een consumtiementaliteit. Christenen groeien op in een wereld waarin hen alles wordt aangeboden. De dominee moet zorgen voor een goede preek. De koster moet zorgen voor warme voeten, goed zittende stoelen en goed werkende toiletten. De muziekgroep moet rekening houden met mijn muzikale smaak en zorgen voor een goede aanbidding waardoor ik dichter tot God kom. En als het aanbod de christen niet meer zint, gaat hij stampvoetend weg, want hij groeit er niet meer. Op zoek naar een betere kerk waar het aanbod wel naar de zin is van de zoekende gelovige.

Onderzoek wijst uit dat de geloofsopvoeding het beste tot zijn recht komt in de gezinnen. De plek waar kinderen leren om te leven volgens het christelijke geloof. In hoeverre is daar sprake van geloofsleven? Of gaat het alleen om belijden? Met de mond verkondigen en opvoeden dat het geloof de waarheid is. Maar er in de praktijk niets mee doen. Ik denk aan de woorden uit de Bijbel waarin Jezus ons aanspreekt om licht en zout te zijn in deze wereld. En aan de zin van de apostel Jakobus: ‘Wat heeft het voor zin als iemand zegt te geloven, maar hij handelt er niet naar? Zou dat geloof hem soms kunnen redden?’

Blijft de vraag of het geloof in de lauwe kerken met flauwe gelovigen nog wel te redden is.

donderdag 17 november 2011

Mission Possible? Ja, ook in Nederland

Dit artikel is vandaag gepubliceerd in het Friesch Dagblad.

De Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten (VPE) laten zich niet gek maken door de secularisatie. Leiders uit de VPE confereerden juist over missie en kansen. Rick Jansen was er bij.

Bunnik | ‘Hoe wil Christus dat de gemeente van vandaag Zijn missie volbrengt? Waar wil God dat we mee bezig zijn als gemeente? Wat is jouw missie? Welke uitdagingen moet je als gemeente aangaan om missionair te zijn?‘
Het waren vragen die werden gesteld op de speciale website van de leiderschapsconferentie VPE onder de titel ‘Mission possible? De uitdaging van missionair gemeente zijn’.
‘Daar moet ik bij zijn, zeker omdat ik ook nog eens lid van de VPE ben’, dacht ik en daarom toog ik afgelopen weekend naar de conferentie die dit jaar in Bunnik werd gehouden. Hoofdsprekers over het onderwerp waren Theo Visser (International Church Plants) en Ruben Flach (secretaris van de VPE). Alton Garrisson (vicevoorzitter van de Assemblies of God in de Verenigde Staten) hield een tweetal inspirationals om de bezoekende geestelijke leiders te bemoedigen in hun persoonlijke leven en in hun bediening. In dit artikel beperk ik me tot het antwoord van Visser en Flach op de vraag van de conferentie, die donderdag en vrijdag gemiddeld tweehonderd bezoekers trok

Beweging
Theo Visser beet het spits af. Hij heeft jarenlange ervaring als gemeentestichter in Rotterdam. Hij vertelde dat de door hem gestarte beweging werkt vanuit het motto ‘Passion for God, compassion for the world’. Doel is, vanuit een gerichtheid op God, zoveel mogelijk mensen uit de wereld bereiken. ,,De beweging wil geen mensen uit andere gemeentes trekken en we hebben dit ook opgenomen in de visie voor ons werk.’’
Volgens Visser biedt kerkplanting veel missionaire kansen. Hoofdreden daarvoor is dat God zelf een missionaire God is. ,,Die God woont in ons en zendt ons uit naar deze wereld.’’
Als antwoord op de vraag hoe dat te doen, haalde Visser een vraag aan van een moslim die vaak in zijn gemeente komt: ,,‘De wereld is een slagveld. Hoe komt het dat de kerk, die zichzelf ziet als een geestelijk Amsterdam Medisch Centrum, niet ambulances af en aan laten rijden naar het slagveld en dat daar geen veldhospitalen zijn, zodat AMC en veldhospitalen samen de wereld kunnen redden?’.’’ Kortom: waar zijn de kerken als het gaat om het redden van levens.

Achterdeur en voordeur
Nieuwe gemeentes zijn het meest effectief in hun eigen omgeving en zouden goed kunnen samenwerken met bestaande gemeentes, aldus Visser. Gemeentes hebben een ,,goede voordeur en een goede achterdeur’’ nodig, is zijn idee. De voordeur is volgens Visser tweeledig. Hij is incarnational: net zoals Jezus uitgaan en ons vereenzelvigen met mensen, onze veilige gebieden (comfort zone) verlaten en de wijken intrekken. En Hij is attractional: samenkomsten zijn afgestemd op mensen die van buiten komen.
Aan de achterdeur staan gemeenschap en discipelschap: mensen blijven als een gemeenschap ‘24/7 ‘op elkaar betrokken is en zorgt voor discipelschapscursussen en mentoren die mensen opvangen.

Ruben Flach nam de congresgangers mee naar de situatie van zending anno nu, in Nederland. Het blijkt dat in ons land 42 procent van de inwoners zich niet kerkelijk noemt. In de hele wereld is het opvallend dat 3575 bevolkingsgroepen niet in beeld zijn bij de christelijke zending, terwijl in 6672 bevolkingsgroepen minder dan 2 procent christen is.

Flach ziet enkele trends in ons land. Zo is er steeds meer visie voor missionair werk in de vorm van kerkplanting en revitalisering van gemeenten.
Het groeiend aantal gebedsbewegingen is een andere opvallende trend. Short time zending - voor enkele weken of maanden het zendingsveld in - is een derde interessante trend. Jongeren staan bij tientallen kramen van zendingsorganisaties om te vragen waar zij hun vakantie of periode na het afstuderen zinvol kunnen besteden.

Daaraan verbond Flach het belang van coachen van jongeren die een zendingservaring hebben gehad. Ten slotte vroeg hij aandacht voor vernieuwende initiatieven zoals de onlangs uitgekomen straatbijbel, de Torri van Mattie. Deze initiatieven worden helaas, onterecht, bekritiseerd.
Met de vraag ‘Wat is onze werkelijkheid?’ hield Flach de aanwezige leiders een spiegel voor. Hij werkte dat uit door hen de vraag voor te leggen of hun gemeentes daadwerkelijk actief bezig mensen die ‘buiten zijn’ te bereiken, of dat ze naar binnen gericht zijn, omdat ze ‘het zo goed met elkaar hebben’. En zijn gemeentes eigenlijk wel betrokken bij de nood in de wereld of ‘alleen bezig met onze eigen problemen, bezig om te overleven’.
,,Zending is niet de opdracht, maar de identiteit van de gemeente. Zending hoort bij het wezen van de gemeente’’, aldus Flach.

De vraag Mission possible? werd door op de twee conferentiedagen positief beantwoord. Door gemeentes te stichten, door daarin de leiding van God te zoeken en te beseffen dat zending deel is van de identiteit van gemeentes.

Het bestuur van de VPE gaat ondersteuning bieden om de aangeboden principes in daden om te zetten.

woensdag 2 november 2011

Column Friesch Dagblad 38: kerkplanting is geen fabriek

Vorige week dinsdag, woensdag en donderdag was in Berlijn het eerst grote City to City congres over gemeentestichting in Europa. Honderden Europese geïnteresseerden in gemeentestichting, waaronder honderd Nederlanders, kwamen naar de Duitse hoofdstad om zich te laten enthousiasmeren over het stichten van nieuwe kerken.

Wie kwam om een blauwdruk te ontvangen voor het stichten van een gemeente kwam van een koude kermis thuis. Hoofdspreker Tim Keller vertelde dat de methode voor gemeentestichting niet bestaat. Een zin naar mijn hart.

Mensen horen van een succesverhaal. Ze willen er meer van horen en zien. En gaan naar het succesverhaal om te zien wat daar gebeurt. Maar vooral ook om te horen hoe dat verhaal tot stand is gekomen. Ergens in de hoofden van die christenen is de gedachte postgevat dat gemeentestichting een soort fabriek is. Je gaat naar die succesvolle fabriek toe. Je kijkt naar het fabrieksproces. Je onderzoekt waardoor het proces zo succesvol is. En je kopieert het proces in je eigen omgeving. Waardoor jouw fabriek ook succesvol wordt.

Zo komen groepen christenen ook bij ons. "Wat kunnen we van jullie leren?" is hun eerste vraag. "In ieder geval geen succesmethode" is steeds mijn antwoord geweest. Want die is er dus niet in gemeentestichting. Je bent op zoek naar Gods weg, in deze tijd, op deze plaats, met de mensen en middelen die jou zijn gegeven. Elke plaats is anders, de mensen die het doen zijn anders en de middelen zijn verschillend. God is de enige constante factor in dit alles.

Daar begint gemeentestichting mee. Wat wil God in deze tijd, op deze plek met deze mensen die deze middelen voorhanden hebben? Daar ga je naar op zoek. Biddend met je mensen door, over en voor de wijk. Ploeterend zoeken hoe God in deze wijk wil werken. Dat is niet een instant-methode. Dat vergt tijd, veel tijd. Met veel vallen en weer opstaan. De wijk leren kennen, mensen leren kennen, gesprekken aangaan, weten wie wie is in de buurt. Kennen, maar ook gekend worden. Dat wij mensen leren kennen, maar dat mensen ook ons leren kennen.

Zo zijn bezoekers weer weggestuurd. Bij mij en ook in Berlijn. Leer van wat wij hebben gedaan, maar ga vooral zelf aan de slag in je eigen buurt. Als een nieuwe tijd waarin Jezus opnieuw zijn discipelen wegzendt met een "Gaat dan henen...".

Hebben wij niets overgenomen van "succesformules"? O, zeker. Onze viering is een "seeker-service" a la Willow Creek. De combinatie brunch en viering is overgenomen van In de Praktijk in Den Haag. Maar de invulling ervan is afgestemd op de wijk Klarendal in Arnhem.

donderdag 27 oktober 2011

Werken voor God

Gisteren spraken we tijdens een vergadering kort over een tekst in Marcus 4, waarin Jezus diverse vergelijkingen maakt over het koninkrijk van God.

En hij zei: ‘Het is met het koninkrijk van God als met een mens die zaad uitstrooit op de aarde: hij slaapt en staat weer op, dag in dag uit, terwijl het zaad ontkiemt en opschiet, ook al weet hij niet hoe. De aarde brengt uit zichzelf vrucht voort, eerst de halm, dan de aar, en dan het rijpe graan in de aar. Maar zo gauw het graan het toelaat, slaat hij er de sikkel in, omdat het tijd is voor de oogst.’

In een cultuur waarin werken het hoogste goed is, is dit een vreemde tekst. Wat moet ik dan nog doen? Het belangrijste: het ontkiemen, groeien en vrucht voort brengen gebeurt vanzelf.

In veel literatuur over gemeentegroei en gemeentestichting gaat het om methodes om mensen tot geloof te brengen, om groei te geven. De gemeentegroeibeweging uit de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw keek naar principes die groei bevorderden en brachten die aan de man als groeipotenties voor de kerk.

Als ik de tekst lees, zie ik daar niets van. Alles wat te maken heeft met groei, komt vanzelf. Je kunt er niets aan doen. Ineens is het er. Ineens is er een groen puntje dat boven de aarde komt na een langer proces van groei onder de aarde.

Wat moeten wij dan nog doen, was onze vraag gisteren. Dat lijkt me duidelijk. Voorafgaand aan het proces van zaaien is dat het zorgen dat de aarde vruchtbaar wordt. In sommige plekken betrkent dat stenen weghalen. Ploegen hoort erbij. De aarde moet omgewoeld worden, zodat het zaad er goed in kan vallen. Zodat de aarde niet te hard is, waardoor het zaad op de aarde blijft liggen. En als het eenmaal is gezaaid, gooi je mest op de aarde. Die vreselijk geurende smurrie waar je van over je nek gaat. Maar het werkt wel.

Ons werk is te zorgen dat de voorwaarden goed zijn om het evangelie te verkondigen (het zaad te strooien). Mogelijke barrieres wegnemen: slechte ervaringen met christenen, verkeerde gedachten over het geloof. Maar daar ook positieve dingen voor in de plaats zetten: samenwerken op sociaal gebied, oprecht meeleven, met mensen meedenken om hun leven weer op de rails te krijgen. Maar het zaaien hoort er ook bij. Voor een deel vertellen over wat wij geloven. Voor een ander deel laten zien dat wat wij vertellen ook uitwerkt in ons eigen leven. Het geloof uitleven, maar ook voorleven.

De boer die nadat hij heeft gezaaid alleen maar op zijn lauweren rust is geen goede boer. Er moet ook geirrigeerd worden als er geen regen valt. Onkruid moet worden weggesneden. Kortom, het is geen proces dat zomaar komt. Je moet er veel voor doen om de voorwaarden goed te laten blijven. Dat geldt ook voor ons. Niet alleen maar: God doet het wel. Maar ook constant kijken en luisteren of alles nog goed gaat. Of we als medewerkers niet in een sleur terecht komen. Alleen maar voor de grote oogst gaan en geen zicht meer hebben voor de plantjes zelf.

Maar uiteindelijk zorgt God voor de groei. En dat zien wij zelf ook. In veel levens van mensen met wie we werken zien we dat het zaad ontkiemt, groeit, groot groeit. En hier en daar mochten we al oogsten. En samen kijken hoe we de vruchten weer verder mochten uitzaaien op andere plekken.

zondag 16 oktober 2011

MEER van hetzelfde

Een paar maanden geleden werd ik er al mee geconfronteerd. Ds. Hans Eschbach, voorheen voorzitter van het Evangelisch Werkverband binnen de PKN, ging zich bezighouden met een groots evangelisatieproject. De verwezenlijking van een droom van Peter Vlug sr., las ik onlangs. Een glossy samenstellen onder de titel 'Meer' dat wordt verspreid in alle huizen in Nederland. Hoera, nu wordt het evangelie verkondigd op een moderne, aansprekelijke manier. Nu zullen alle gezinnen het evangelie lezen. Dat was de teneur van de reacties op dit initiatief.

Prachtig, niets mis mee, laten ze het vooral doen. Dat denk ik dan zelf. Maar toch heb ik wat bedenkingen bij een dergelijk groots opgezet project. Het gaat namelijk uit van bepaalde vooronderstellingen waarvan. Ik me afvraag of ze juist zijn. De eerste is, dat als je maar een mooie glossy maakt geheel in de stijl van wat mensen tegenwoordig aanspreekt, mensen dat blad wel zullen lezen. Zo'n glossy wordt dan op de markt gezet van al die andere mooie bladen die mensen regelmatig in hun bus ontvangen. Maak iets aantrekkelijks en mensen zullen het vanzelf gaan lezen. Volgens mij is de concurrentie zo groot dat mensen, als ze het blad al in hun bus ontvangen (want is er rekening gehouden met adressen met NEE-NEE of NEE-JA stickers?), het al snel met de grote hoop direct in de vuilnisbak of nog beter in de papierbak gooien.

Een dergelijke glossy gaat ook nog uit van een zekere leescultuur. In wijken als Klarendal is die leescultuur er niet of nauwelijks. Ze kunnen niet lezen (want analfabeet of niet-Nederlandstalig), of ze zijn veel meer beeldgericht en kijken liever RTL Boulevard of GTST dan zich te gooien op dat mooie blad met die vele teksten.

MEER van hetzelfde heb ik bewust boven deze blog geschreven, omdat het lijkt alsof het een uniek project is, terwijl er in alle decennia tot nu toe dergelijke projecten zijn geweest. Er is Hoop in de jaren zeventig zou het helemaal gaan doen. En de afgelopen jaren zijn met kerst en pasen materiaal uitgekomen dat mensen vast zou aanspreken. Dat deed het voor een kleine groep, maar de vraag is of dergelijke groots opgezette acties ook het doel halen dat ze lijken te willen verwezenlijken. In dit geval is het een eenmalige activiteit die een groter gevolg moet gaan geven. Groots, meeslepend, mooi, aansprekend. Maar raakt dat het hart van de persoon die het in zijn bus krijgt? Laat het blad straks de levensstijl van een gelovige zien? Met alle vallen en opstaan van dien? Of wordt het een zoveelste blad met successtories waardoor je wel moet worden aangemoedigd gelovig te worden. Maar of dat een goede voorstelling van zaken is?

Tenslotte vrees ik dat de totstandkoming van dit glossy heel veel geld zal vragen van christenen en hun kerkelijke gemeenschappen. Geld dat zoveel andere projecten en activiteiten ontberen. Christen zijn op basis van levensstijl. Dat is een veel lastiger item. Daar kun je geen glossy over schrijven. Dat is misschien maar een vodje in de ogen van glossysamenstellers. Schijnbaar minder succesvol, want er gaat een langere tijd overheen. Veel minder leuk om te ondersteunen, wat het is niet altijd succes dat achter de horizon verschijnt. Niet meer van hetzelfde, maar anders dan anders. Waardoor mensen wel worden aagesproken.

Laat de glossy er maar komen. Maar mijn kanttekeningen zijn en blijven er.

zaterdag 8 oktober 2011

Het verhaal van de gouden Boeddha

Zo af en toe hoor ik een verhaal dat me erg aanspreekt. Dat geldt ook voor het verhaal van de gouden Boeddha. Net gehoord op een cursus coaching 1-op-1 van de School voor Coaching. Aansprekend, omdat het mij aan het nadenken zet over mijzelf. Het spreekt verder voor zichzelf.

In 1957 moest een klooster in Thailand verhuizen. Een groep monniken kreeg de taak een reusachtige Boeddha, die gemaakt was van klei, te verplaatsen. Terwijl ze daarmee bezig waren, zag één van de monniken plotseling een scheur in het Boeddhabeeld. De monniken waren bang dat ze het Boeddhabeeld zouden beschadigen en besloten daarom een dag te wachten alvorens verder te gaan met hun taak. Toen de nacht viel liep één van de monniken naar het reusachtige beeld om te kijken of alles goed was. Hij scheen met zijn lantaren over de gehele Boeddha. Op het moment dat het licht op de scheur viel, zag hij iets weerspiegelen.

De monnik werd nieuwsgierig, pakte de hamer en de beitel en begon stukjes klei van het Boeddhabeeld af te slaan. Naarmate hij meer klei wegsloeg werd de Boeddha helderder. Nadat de monnik uren had gewerkt, keek hij in verbazing op en zag hij een prachtige, puur gouden Boeddha voor hem staan. Historici denken dat de Boeddha enkele honderden jaren daarvoor door de Thaise monniken was bedekt met klei toen Birmese leger hen aanvielen. Zij bedekten de Boeddha met klei zodat hij niet zou worden gestolen. Tijdens de overval op het klooster werden alle monniken gedood. Pas in 1957, toen monniken het beeld verplaatst werd de grote schat ontdekt.

Net als de Boeddha beschermt onze buitenschil ons tegen de wereld; onze echte schat ligt binnen in ons verborgen onder een laag klei. We hoeven alleen de moed op te brengen om onze buitenste schil stukje bij beetje weg te slaan zodat onze ware kern naar buiten kan treden.

woensdag 5 oktober 2011

Column Friesch Dagblad 37: Jezus, mijn voorbeeld in wijkwerk

De Here Jezus is voor ons wijkwerk het grote voorbeeld. Hij leefde in deze wereld in was bereid mensen te nemen zoals zij zijn.
Een van de belangrijke aspecten in het leven en werk van Jezus was zijn incarnatie. Hij was bereid de directe nabijheid van Zijn Vader te verlaten en zijn goddelijke luister en privileges af te leggen en mens te worden zoals wij. Hij staat daardoor niet ver van ons af, maar is een van ons geworden. Hij heeft zichzelf met ons vereenzelvigd. Daardoor begrijpt Hij hoe het leven in elkaar zit en heeft Hij laten zien hoe een leven met God in deze wereld mogelijk is. Hij is “mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader.”

Jezus had dit niet hoeven doen. Hij had er ook voor kunnen kiezen om te blijven wonen in de hemel en dagelijks af te dalen naar de woonplaats van de mensen. Dat deed hij niet. Daardoor zou hij buiten de mensheid blijven staan. Jezus had zich kunnen laten voorstaan op het feit dat Hij God is. Maar dat deed Hij niet. Hij kwam in deze wereld. Werd geboren in een gezin dat niet als groots bekend stond. Groeide op in een streek dat als achterlijk werd gezien. Was een zoon van een timmerman, toch niet het meest aanzienlijke beroep. Bovendien was het voor iedereen in het dorp waar Hij woonde bekend dat hij een bastaard was: zijn vader was niet zijn eigen vader. Daardoor werd hij in zijn dorp veracht.

In zijn houding naar mensen zien we dat hij zich niet hoog boven mensen opstelt. Hij stond naast mensen. Hij ging om met mensen die door anderen veracht werden. Toen hij bij tollenaar Levi thuis thuis wasmen de maaltijd gebruikte, werd hij door de geestelijke leiders daarop aangesproken. Zijn antwoord: 'ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar om zondaars aan te sporen een nieuw leven te beginnen.’ Hij vereenzelvigde zich met met mensen die ver van God waren afgeweken. In plaats van ze af te stoten en ze te veroordelen, lag hij bij ze aan tafel en had hij nauw contact met ze.

Wij leren ons te vereenzelvigen met de mensen die in de wijk wonen. Niet afstoten of veroordelen. Maar liefhebben en naast hen staan. Niet elke dag afdalen naar de wijk om daarna weer neer te ploffen in onze eigen gecreëerde hemel in de veilige buitenwijk. Wij willen leren van Jezus' incarnatie. Wij willen 'incarnatie-leven'.

donderdag 8 september 2011

Column Friesch Dagblad 36: kerk in de marge

In de tijd van mijn jeugd, de roerige jaren zestig en zeventig, gebeurde het regelmatig dat kerkleiders zich in de openbaarheid uitspraken over misstanden in de samenleving. Als zij spraken, luisterde de maatschappij. De kerk had zich een positie verworven midden in de samenleving. Een belangrijke ethische waakhond die het luisteren waard was.

Inmiddels is dat totaal veranderd. Alle kerken brokkelen af. Letterlijk en figuurlijk. Jaarlijks keren duizenden kerkleden de kerk van hun jeugd de rug toe. De volkskerken van toen zijn niet meer. Zij moeten in tal van plaatsen besluiten de godshuizen te sluiten. Voor degenen die daar hun herinneringen hebben een pijnlijke gebeurtenis. Bij ons in de wijk sluit eind deze maand de laatste kerk de deuren. Deze week kregen we de uitnodiging voor de laatste eucharistieviering. Het laatste avondmaal is aanstaande. Dan sluiten de deuren na meer dan honderd jaar trouwe dienst en dito invloed in de wijksamenleving.

De kerk wordt teruggedrongen naar de marge. De grootte wordt ingeruild voor het kleine. Van de speler waar iedereen naar moet luisteren wordt het een van de groepen die er zijn. Velen vragen zich af wat nog de toekomst van de kerk is. Sommigen kijken hoopvol naar nieuwe missionaire activiteiten. In missionaire actie ligt de toekomst van de kerk lijken ze te zeggen. Anderen leggen zich neer bij de marginale kerk. Geen grote volksbeweging meer. Geen grote woorden en daden. Geen houding van arrogantie meer, maar van nederig de eigen plaats aan de rand innemen.

Daar valt iets voor te zeggen. Kijk naar de geschiedenis en we zien een rol die ver van de macht af lag. Christenen hielden zich op aan de rand van de samenleving. Ze waren solidair met de armen, de verschopten, de outcasts. Opgesloten in de marge groeide de jonge kerk als kool. De Romeinse overheid was als de dood voor de groeiende invloed van die kleine groep. Niet zozeer door hun woorden. Wel doordat zij een oplossing boden voor de arme en verpauperde bevolking.

Is dat niet de plek die de kerk ook heden ten dage past? Jezus identificeerde zich ook met mensen om zich heen. Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel. In de marge kunnen we ons identificeren met mensen die het moeilijk hebben. We bieden hoop in de hopeloosheid. Ik kies voor de kant van het onbeduidende. Op het gevaar af ook zelf als onbeduidend te worden weggezet. Maar de onbeduidende zelf ervaart dat ik hem als mens behandel. En zo help ik hem of haar zijn eigen waarde te hervinden.

zaterdag 3 september 2011

Aansluiten bij deze wereld: geloven in God die in ons gelooft

In mijn relaties met mensen om mij heen zal ik niet direct beginnen met het geloof in God. Het is echter wel een basis van waaruit ik mensen wil benaderen. God is de basis van mijn leven. Hij is mijn schepper. Hij is ook degene die mij daardoor waarde geeft.

Geloven in God is door veel christenen losgekoppeld van het leven van alledag. Theologische verhandelingen over God vinden daar geen verbinding mee. Ik zie in de bijbel een lijn die dat juist wel doet. Vanaf het eerste vers in het Boek lees ik hoe God zich wil verbinden aan ons als levende wezens. Hij wil een relatie met ons. En hij wil dat wij onderling met elkaar een relatie hebben.

Voor veel christenen is het leven met God losgekoppeld van het leven van alledag. Voor hen is het leven met God het allerbelangrijkst. En dat is te vinden in het leven in de kerk. Buiten de kerk is het maar moeilijk om christen te zijn. Goed, je bent het en je relatie met God verdiep je door persoonlijk de bijbel te lezen en te bidden. Maar daar houdt het bij op. Natuurlijk, wij bidden voor de mensen met wie we contact hebben om ons heen. Maar dat doen we vanuit ons natuurlijke hokje. De ander is niet gelovig en daarom is het lastig met die ander contact te hebben. Die ander ligt immers niet op dezelfde golflengte als wij. Zij zijn met heel andere dingen bezig als wij.

Ik wil die ander graag zien vanuit het perspectief dat God niet elk mens individueel op deze wereld heeft gezet. Hij heeft vanaf het begin het doel gehad om mensen in gemeenschap naast elkaar te zetten. Het was van meet af aan zijn bedoeling dat mensen in nauwe onderlinge relatie met elkaar zouden staan. Wij zien dat later ook als God vanaf Abraham een volk laat ontstaan dat als doel heeft Hem te dienen. Dat volk moet laten zien wat het betekent om volk van God te zijn. God geeft hen zijn wetten. De rest van de wereld kijkt toe hoe dat volk in een goede en harmonieuze verhouding tot elkaar staan.

Daarnaast zie ik hoe God mensen op deze wereld heeft gezet. Die mensen hebben niet alleen een geest, zodat ze direct met hem in contact staan. Zij hebben ook een lichaam waarmee ze dingen kunnen waarnemen en voelen. Zij hebben emotie gekregen om te genieten, maar ook om te huilen of woedend te worden. Kortom, God heeft mensen op deze wereld gezet waar Hij zelf in gelooft. Vanuit die wetenschap benader ik de mensen om mij heen. Zij zijn geen bekeringsobject die zo snel mogelijk de streep over getrokken moeten worden. Zij zijn allereerst mensen die een waardig leven leiden. In dat waardige leven is een streep getrokken. Sommigen zijn emotioneel beschadigd. Anderen zijn psychisch beschadigd. Weer anderen hebben problemen op financieel gebied. Of een probleem op sociaal gebied.

Voor mij staat het probleem van de ander niet centraal. Centraal staat de mens die door God op deze wereld is geplaatst en daardoor waarde heeft. Daarom wil ik die ander benaderen als een waardig persoon waar ik met respect mee om wil gaan. Vanuit dat uitgangspunt wil ik een relatie met die ander aangaan. Met die ander wil ik een weg opgaan waardoor die ander zijn maker gaat leren kennen.

vrijdag 2 september 2011

Aansluiten bij deze wereld: geen hokjesdenken

Op 21 augustus begon ik een reeks. In Idea, het blad van de Evangelische Alliantie in Nederland, was een themanummer gewijd aan "aansluiten bij niet-christenen". Daar wil ik op doordenken vanuit mijn ervaring.

De aanhef is al veranderd. Want volgens mij is dat het eerste waar je bij jezelf op moet letten. Wij zijn er zo goed in. Om mensen in een hokje te plaatsen. Wie ben jij? Gelovig of ongelovig. Christen of niet-christen. Homo of hetero. Man of vrouw. Protestant, katholiek of moslim.

Vanuit de hokjes beoordelen we de ander. Zetten we die ander eigenlijk gevangen. Hij hoort bij de groep van.... En daarmee komt de ander er niet meer uit.

Christenen zitten zonder het zelf te weten ook in een hokje. Ze voelen zich thuis in de kerk, in het kerkelijke leven en in de cultuur die daarmee gepaard gaat. Vanuit dat hokje oordelen we zonder ervan bewust te zijn over anderen buiten dat hokje. Terwijl we zelf in het veilige hokje blijven zitten.
Het is zo belangrijk om los te komen van dit hokjesdenken. Het hokjesdenken heeft in de jaren zestig afgedaan. Toen zijn de zuilen in ons land, de grote vier hokken die ons land bepaalden (de liberalen, de socialisten, de katholieken en de protestanten) met vrij grote snelheid afgebroken. Terwijl de wereld rondom ons ontzuilde en ontkerkelijkte bleven christenen actief in hun eigen zuil. Sterker nog, ze maakten een nieuwe erbij, de evangelisch-reformatorische zuil. Daarmee leek het alsof wij christenen een grote groep waren die invloed hadden op onze samenleving. Want we hadden even de Grootste Omroep van Nederland. Op toogdagen en jongerendagen wisten we het zeker. We betekenden iets in onze samenleving. En daar bovenop kwam die regering met twee christelijke partijen waarvan de premier zelfs op jongerendag en pinksterweekend verscheen.

Maar de wereld om ons heen was al lang veranderd. Die verbaasde zich over die toename van christelijke activiteiten. Maar niet meer dan dat. Mooi. Maar niet meer dan de andere religieuze fenomenen in onze samenleving. Mensen om ons heen zijn niet zo religieus. Ze zijn niet op zoek naar God. Halen hun schouders op bij visjes achterop de auto of de tekst "Jezus redt" op het dak van een boerderij. Want het zegt ze niets. Niet meer dan andere uitingen van religie.

Waar mensen open komen is wanneer ze merken dat christenen oprecht naast hen staan. Niet oordelen, niet preken, maar hun leven uitleven. Christenen die oprechte belangstelling hebben voor het leven van hun naasten. Het heeft mij geholpen om uit mijn pinksterhokje te komen en midden in de wereld te staan. Midden tussen mensen te wonen en te ervaren wat zij ervaren. Niet met een oordeel klaar staan als zij iets doen wat ik niet begrijp. Maar mensen nemen zoals ze op dat moment zijn. Ze oprecht accepteren zoals ze zijn.

Een relatie van hart tot hart. Daar verlang ik naar. Niet vanuit een bekeringsdrang. God zorgt wel voor bekering op de juiste tijd. Niet vanuit een dubbele agenda. Maar vanuit oprechte belangstelling. Zonder hokjesdenken. Dus niet: aansluiten bij niet-christenen, maar: aansluiten bij deze wereld.

Deelname aan iftar maaltijd in de wijkmoskee

Onderstaand bericht staat op Klarendal.nl en spreekt voor zich. De foto trouwens ook. Op mijn verjaardag, nadat ik met mijn familie al Chinees had gegeten, was er nog een klein gaatje tijdens het bezoek aan de moskee. Met nog drie anderen vanuit Villa Klarendal aten we in de moskee.

Foto © Paul Clappers - Arnhem.direct

Van 31 augustus t/m 3 september is het Suikerfeest; Het Suikerfeest of het Kleine feest is het islamitisch feest waarop het einde van de maand ramadan gevierd wordt. Het Arabische id-oel-fitr betekent "feestdag ter gelegenheid van het breken (van het vasten)" (bron Wikipedia). De Ramadan is negende maand van de Islamitische maankalender waarin gevast word.

In Klarendal leven veel Islamieten en er is de Ayia Sofia Moskee aan de Sonsbeeksingel. Op initiatief van buurtpastor Geert Rozema vanuit de (nu) Eusebiusparochie (voorheen de Wijngaard) is er eind augustus uitgenodigd de moskee tijdens de Iftar te bezoeken. Dit initiatief werd ondersteund door Rijnstad Participatiewerker van Wijkcentra Klarendal en De Hommel Anja van Hal, Stichting Kruispunt en Villa Klarendal.

De oproep was op de wijkwebsite van Sint Marten en Sonsbeekkwartier gepubliceerd, daar volgde wat discussie. Maar op 23 augustus gingen zo'n twintig bewoners naar de informatieve ontmoetingsavond i.s.m. de Aya Sofia moskee.

De redactie van Klarendal.nl was niet bij, maar laten graag zien hoe de redactie van Arnhem direct dat wél was. Met dank aan Paul Clappers voor o.a. de foto.

zondag 21 augustus 2011

Aansluiten bij niet-christenen

Dit weekend heb ik de nieuwe editie van het blad van de Evangelische Alliantie, Idea gelezen. Het heeft als thema "Aansluiten bij niet-christenen, de uitdaging van de omgeving".
In de artikelen ging het vooral over het feit dat we als christenen niet of nauwelijks aansluiten bij de omgeving waar we wonen. We kennen niet-christenen niet echt.
Toen ik dat zo las, dacht ik aan onze eigen ervaringen met Villa Klarendal. Ja, wij hebben veel contact met niet-christenen. Ja, er komen niet-, nog-niet-zo- of andersgelovigen in onze vieringen. Dan komt de vraag al snel boven " hoe doe je dat?".
De komende periode wil ik daar een aantal blogs over schrijven.

dinsdag 9 augustus 2011

Column Friesch Dagblad 35: Een asociale wijk

In welke wijk woon jij? Dat is toch een volksbuurt? Een asociale wijk? Standaardvragen van mensen die horen dat ik in de Arnhemse wijk Klarendal woon. Beelden doemen op in de hoofden van mijn gesprekspartners. Gevaar. Moord en doodslag. Criminaliteit. Slechte leefbaarheid. Een en al steen. Dat ik mijn kinderen hier wil laten opgroeien.

Laatst struinde ik met enkele bezoekers door de wijk. Een van hen zei dat deze wijk haar geen achterstandswijkgevoel gaf. Mooie huizen uit de eerste stadsvernieuwing van de jaren zeventig. Groene tuintjes die zijn aangelegd met wijkbudgetten van de afgelopen jaren. Een totaal vernieuwd straatbeeld in de hoofdstraat van de wijk.

Veel vrienden zijn opgegroeid in middenklassewijken. Mooie blokkenhuizen. Aangeharkte tuinjes. Grasveldjes ertussen. Veel groen in de wijk. De veiligheid wordt bepaald door het beeld dat zij voor ogen hebben. Vandaar de vragen hoe ik het aandurf om in Klarendal te gaan wonen. Vandaar het gevoel dat deze wijk toch geen achterstandswijk meer is.

Zorg voor een mooie omgeving, dachten we. Voor een mooi huis. Een mooie tuin. Als de omgeving gaat lijken op een middenklassewijk, gaan de inwoners zich daar vanzelf naar gedragen. Een misplaatste gedachte. De mooi heringerichte wijk is een volksbuurt gebleven. Een mooi huis met achter de voordeur de waarden en normen van de volksbuurter. Je verandert een mens niet door de buitenkant te veranderen.

Maar... is het wel zoveel beter in die mooie, groene middenklassewijk? Ga daar eens op een vrije zaterdag naar toe. Je vindt er wandelende mensen. Ieder gezin loopt met elkaar. Er wordt gegroet met een hoofdknikje of een beleefd goedendag. Maar daar blijft het bij. Het leven in dit soort wijken speelt zich af achter de voordeur en de hoog opgetrokken schuttingen. Veiligheid en rust boven alles. Ieder voor zich.

Iemand kan daar een week dood in zijn huis liggen zonder dat iemand het door heeft. De buurt kan er geschokt reageren als een bewoner ineens een crimineel blijkt te zijn. Hij was toch zo’n lieve en betrouwbare man? Het wereldbeeld geschokt. Het veilige wijkje herbergt een crimineel. Het sociaal gedachte wijkje blijkt asociaal te zijn.

Ik loop in onze wijk de deur uit en wordt vaak direct aangesproken. Als er iets aan de hand is, hoor ik het al vrij snel. Diepgaande gesprekken worden soms in alle openheid op straat of in het wijkcentrum gevoerd. Wat in de ene wijk achter de voordeur verborgen blijft, ligt bij de andere op straat. Dan vraag ik mij af: waar is de echte asociale wijk?

dinsdag 2 augustus 2011

Vakantietijd

Ik zit in de tuin. Samen met mijn zoon. Hij een boek. Ik ook, maar dan vanaf een scherm lezend, zonder papier. Zojuist las ik een verhaal in de digitale HP/De Tijd die precies verwoordt wat ik beschouw als het ultieme vakantiegevoel. Hij schrijft het vanuit zijn favoriete vakantieadres: balconia. Gewoon thuis. Thuis zijn, niets hoeven doen terwijl anderen omkomen in wat we tegenwoordig vakantiestress noemen. Twee, drie dagen kwijt zijn aan koffers pakken, op tijd zijn voor het inchecken en, als je ver weg gaat, de eeuwig durende vliegreis die eindigt in een jetlag waar je nog een paar dagen van moet bekomen. En dan spreek ik niet over de noodzakelijke verplichte gezelligheid, omdat we zo leuk met elkaar op vakantie zijn, die zo makkelijk ontaardt in onbegrepen ruzies en zelfs het begin zijn van het einde van relaties.

Nee, dan is balconia een verademing. Natuurlijk, ik ben al op vakantie geweest en nog ver weg ook. Maar nu ieder ander weg is, is het leven hier ook iets oostelijker. Niet meer de druk van deadlines die liefst gisteren af moesten zijn. En 's avonds geen vergaderingen, want iedereen is de hort op. 'in de Villa wordt het stil' zingen we in een versie van een vrij nieuw Opwekkingslied tijdens de maaltijd van Jezus. Ook al zijn veel mensen niet op vakantie, ook daar wordt het rustiger.

Die rust, het niets hoeven doen doet me denken aan een vakantie lang geleden. Een zomer die wel warm was. In alle zomermaanden. Ik was helemaal gek van de top 40 muziek. Dus lag ik in de tuin in een ligstoel die je nu niet meer durft op te zetten. Hitkrant of Popfoto erbij. Radio veronica vanaf de transistor met de muziek. En meegillen als de begintonen van de favoriete 'the air that I breathe' zich aankondigde.

Een ontspannenheid die niet te filmen is. Toch is het maar tijdelijk. Na elke vakantie de onvermijdelijke start van het nieuwe seizoen. Met weer die onvermijdelijke en o zo nodige vergaderingen. Die rust zit 'm ook niet in omstandigheden. Niet in de verre vakantie. Niet in balconia. Die zit van binnen. Of beter gezegd: die kan door iemand aan ons van binnen geleverd worden.

Gisteren baden we een tijdje met iemand die snakt naar rust en vrede. Dat kunnen wij zelf niet bieden. We kunnen er wel voor bidden. Jezus de ruimte geven om zijn rust over die ander uit te spreken. Verlicht verlieten we de villa weer. Daar kan geen vakantie tegen op. Die rust en verlichting wordt zomaar aangeboden. Maar je moet er wel voor bidden.

Zo biedt de vakantie allerlei perspectieven. Rust in een ander land. Rust in balconia of zu hause. Rust diep van binnen. Prettige vakantietijd!

dinsdag 12 juli 2011

Column Friesch Dagblad 34: Beeld van een christen

Vandaag was ik in het huis van mijn zwager. De corporatie had nog een dag nodig voor de renovatie ervan. Dus sloeg ik twee vliegen in een klap: verder gaan met opruimen en de werkers ontvangen.

Ik was precies op de afgesproken tijd ter plekke, maar zag nog geen werker voor de deur. Daarom liep ik snel naar de onderbuurvrouw om te informeren naar de werkers. Ik stelde mij voor en zij begon direct haar verhaal te vertellen. Hoe jammer ze het vond wat er met mijn zwager was gebeurd. Hoe hij bijna als een kluizenaar op die tiende etage leefde. Hoe ze nauwelijks contact met hem had, behalve over het geluid dat hij tot diep in de nacht maakte door op schoenen met niet al te geluidloze hakken en zolen door het huis heen en weer te lopen. Hoe jammer ze het vond dat hij zich daar niets van aantrok. En dat hij verder geen contact zocht.

Hoe vervelend ze het vond om uit de mond van mijn schoonzus een verwijtend ‘o, u bent de klaagster van beneden’ te horen, terwijl zij het beste met hem voor had. Dat zij had getwijfeld om zijn deur al een dag na zijn vermissing in te laten trappen: dat zou toch inbreuk op zijn privacy zijn. Kortom, een echte Utrechtse met het hart op de tong en ook nog op de goede plaats.

Dit hele voorval gaf mij te denken. Zowel mijn zwager als mijn schoonzus belijden gelovig christen te zijn. Dat wist de buurvrouw waarschijnlijk niet. Wat voor beeld zou zij krijgen als zij dat wel wist? Het zou misschien een bevestiging zijn van het beeld dat veel mensen hebben van gelovigen.

Elke gelovige heeft een zwakke kant, waar hij niet graag mee te koop loopt. Excuseren we ons ervoor en zijn we er open over naar onze buren? Of verbloemen we het en leggen kritiek erover terug bij de ander onder het mom dat die ander lastig, vervelend, een klaagster is of, om het een geestelijk sausje te geven, deel is van onze geestelijke strijd.

Ik stond met mijn mond vol tanden. Stamelde wat. Leuk was het niet. Mijn familie heeft een onuitwisbaar beeld achtergelaten. Welk beeld laten wij achter als christenen? In onze eigen omgeving. Of op vakantie. Ik hoop dat mensen door ons worden aangetrokken. Niet omdat wij het zo goed doen.

Maar omdat er iets is in ons leven wat zij missen en waarnaar ze verlangen.

donderdag 16 juni 2011

Column Friesch Dagblad 33: Terug in de wijk

Vier weken weg uit onze wijk. Zo lang hebben we het de afgelopen twaalf jaar nooit mogen beleven. Van 30 april tot 29 mei waren mijn vrouw en ik op doorreis naar Indonesië. Het was spannend hoe de mensen met wie we in de wijk contact hebben hierop zouden reageren.

Gelukkig is alles meegevallen en blijken wij niet onmisbaar te zijn. Het werk ging door. Onze taken werden overgenomen door de andere teamleden. Goed, er waren momenten dat we even contact moesten hebben. We waren digitaal te bereiken. Dus konden we voicemails die op de telefoon van Villa Klarendal binnenkwamen doorsturen. En op die manier waren we een kwartier na het gebeuren op de hoogte van een binnenbrand in het wijkcentrum waar we heel veel activiteiten in houden.

Maar voor de rest was onze vakantie toch vooral een rustperiode. Veel dingen zien. Veel dingen beleven. Genieten van het andere en vooral het mooie van dat andere.

Aan alles komt een einde, dus ook aan onze vakantie. Zondagochtend 7.00 uur ’s morgens landden we op koud Schiphol. We vertrokken uit Indonesië met de warmte van 28 graden nog in ons lichaam. We kwamen aan op een vliegveld waar het buiten 8 graden was. De afgelopen weken hebben mijn neus en longen geprotesteerd tegen die onmenselijke koudeverschillen.

Kwart over tien waren we thuis. We besloten de wekelijkse Brunch en Viering van Villa Klarendal ditmaal over te slaan. Tweeëneenhalf uur later ging ik toch even naar de bekende plek toe om onze souvenirs uit te delen na afloop van de viering. Vreugde alom. Wat een directe gebedsverhoring, net na hun gebed voor onze veilige terugreis. Ik ging weer snel naar huis. Mijn oor nog dicht van de landing was nu aan het piepen van al het rumoer rondom mij.

De thuiskomst was ook de start van een nieuwe fase in ons leven. Mijn zwager kreeg tijdens onze vakantie een hersenbloeding en zit nu in een revalidatiecentrum. Wij zijn direct bij hem op bezoek gegaan en zijn gestart met het op- en uitruimen van zijn huis. Wij hebben met de familie afgesproken dat hij na de revalidatieperiode bij ons komt wonen.

De zomervakantie begint hier bijna en is voor ons al afgelopen. Terug in de wijk. In een nieuwe fase. Met frisse moed kunnen we die nieuwe periode ingaan.

Culturen in Nederland

Ik was net in Utrecht. Prachtig voorbeeld van de Nederlandse mix van culturen. Eten deden we even bij Charlie Chiu: goed Indonesisch eten in McDonalds outfit.
Naast mij zit een meisje te eten en te studeren. Tussen het eten door observeer ik. Lange blonde krullen. Nagellak. Grote bruine kijkers. Lastig te ontdekken wat de achtergrond van deze knappe dame is. Totdat ze in gesprek komt met een bekende. Ze spreken over vakantie. Ik vang iets op over Marokko en Ramadan. Letterlijk hoor ik de kennis herhalen dat het leuk is om nog net vijf dagen Ramadan mee te pakken tijdens de vakantie naar Marokko. Juist. Waar ik de dame caraibisch inschatte is dit wen moderne, hoofddoekloze Nederlandse van Marokkaanse afkomst. En waarom ik die hoofddoek er nu bij verzin zal wel te maken hebben met mijn eigen bril jegens die bevolkingsgroep.
Andere tafel naast mij. Totaal andere cultuur. Twee studentikoze types die ik zou indelen onder de noemer Nerd. De maaltijd komt, maar het stel gaat volledig op in het uitpakken van zojuist gekochte Magic kaarten. Ze zijn zichtbaar Nederlands maar spreken een totaal andere mix van Engels en onbegrijpelijke taal die te maken heeft met het spel waar ze in beland zijn.
Welkom in Nederland denk ik. Zit ik daar multiculti te eten omringd door dito mensen die ik ofwel niet versta ofwel volledig verkeerd beoordeel op grond van hun uiterlijk. Wat komt mij dat bekend voor.

zaterdag 11 juni 2011

We zijn er weer

Het was me het maandje wel. De hele maand mei heb ik samen met Aneta, mijn oudstr zoon, een broer en een zus van Aneta en een vriend van die zus Indonesie bezocht.
Een hele maand weg van het gewone gebeuren. Geen werk met maandagse avondwerk. Geen Villa Klarendal met doordeweekse en zondagse activiteiten. Alleen maar reizen, kijken, bezoeken, eten, drinken, praten en genieten. Het enige dat bleef was het bloggen. Een uitlaatklep op het moment dat mijn andere reisgenoten in onze persoonlijke bus sliepen. Niet gevolgd en nog eens nalezen? Http://rickinindonesia.blogspot.com.

Maar goed, aan alles komt een eind, dus ook aan deze enerverende tijd. We gaan sparen voor een terugkeer over viereneenhalf jaar. Vorige week was even een terugkomweek. Gelijk na terugkomst verkouden geworden. Twee dagen ons bezig gehouden met de oudste broer van Aneta die thuis was gebleven en gedurende onze vakantie een hersenbloeding had gekregen. Andere thuiskomst dan gewenst. Hij is rechts verlamd en momenteel in een revalidatiekliniek. We hebben samen besloten dat hij na deze periode bij ons thuis komt wonen. Een extra last, dat wel. Maar we geloven dat God ons ook hier kracht voor zal geven.

Deze week zijn we dan ook weer echt begonnen. Met werk, vrijwilligerswerk en de Villa. Tijdens onze reis is er ook brand geweest in het wijkcentrum. Dat heeft veel effect op ons Villawerk. De computerlessen, de Voedselbank, de
Landenkookgroep en de Brunch en Viering van de Villa zijn allemaal daar. Herverdelen dus. Brunch en viering tijdelijk terug bij de Villa. Voedselbank tijdelijk over naar de Villa. Landenkookgroep naar een ander wijkcentrum. En de computerlessen zijn tot de hernieuwde opening het wijkcentrum opgeschort.

Gek om weer terug in gewone doen te komen. Al snel kwamen de vaste mensen ons opzoeken. Anderen kwamen we op straat tegen. Toch weer wennen en tegelijkertijd blij om er weer te zijn. Alle nieuwtjes, mooi en moeilijk, horen. En vooral horen dat alles gewoon is doorgegaan. Hoera: God gaat door. Geweldig, we zijn niet onmisbaar. Ook al zeiden diverse mensen dat ze ons gemist hadden. We gaan er weer voor. Met frisse moed. En de zon nog tussen onze oren. Wachtend op de komende zomer.

Column Friesch Dagblad 32: in Indonesie

Deze maand ben ik op vakantie in Indonesië. Al reizend valt me wel het een en ander op. Een van die dingen is de plek die de kerk inneemt in het land. Kijkend naar de tijd die het christelijk geloof gekregen heeft om in het land te settelen is dat opvallend. De islam is ongeveer in dezelfde tijd aan (ei)land gekomen. Inmiddels wordt het land niet ten onrechte het grootste moslimland ter wereld genoemd. Het percentage christenen is ongeveer 10% van het totaal aantal inwoners. Niet zo slecht voor een moslimland, zou je zo zeggen, maar wel als je beseft dat dit land eigenlijk van oorsprong animistisch en hindoeïstisch was. Het land maakte pas tussen de 13e en 15e eeuw kennis met de islam. Uitgaande van het laatste is dat gelijk met de introductie van het christelijk geloof.

Waarom heeft de islam hier dan wel postgevat en het christelijk geloof niet? Ik ben maar een leek en geen deskundige op dit gebied. Ik lees dat het te maken kan hebben met het handelsbeleid dat de inmiddels islamitisch geworden leiders niet tegen de borst wilde stoten door zending te bedrijven. Het kan ook te maken hebben met de oude manier van zending bedrijven, waarin het kolonialisme en zending hand in hand gingen. Bij zending werd dan geen rekening gehouden met de volksaard, maar werd het christelijk geloof verpakt in westers-culturele uitingsvormen, zoals een stenen gebouw met kerktoren en een kerkklok.

Wat was er gebeurd als het evangelie was verkondigd door middel van Wayang Golek, vraag ik mij af tijdens het bekijken van een Wayangvoorstelling. Het evangelie uitgebeeld in de vorm van Wayangpoppen. We weten het niet, het is niet gebeurd en daarom blijft het gissen.

Met Villa Klarendal, in de culturele omgeving van de volksbuurt Klarendal, willen we met wat we hebben en doen iets laten zien van wat het christelijk geloof betekent. Ik ben hier te gast en kan noch wil een oordeel vellen over hoe het Indonesische christelijke geloof zich heeft ontwikkeld. Ik hoop en bid alleen dat de liefde van God ook hier door mijn geloofsgenoten zal worden uitgedragen.

Hoe moeilijk dat ook kan zijn in een door een ander geloof gedomineerd land.

Column Friesch Dagblad 31: het zondaarsgebed

Zomaar een ochtend bij een van onze activiteiten. Veel bezoekers en een aantal enthousiaste vrijwilligers. Een van die vrijwilligers komt in gesprek met een vaste bezoeker. Na verloop van tijd trekken ze zich terug in een kleiner kamertje. Enige tijd later gaat de deur weer open en stapt een zeer blije vrijwilliger uit het kamertje, gevolg door een sjokkende bezoeker.

Na afloop bij de evaluatie hoor ik het verhaal. Het was een mooi gesprek met deze bezoeker van buitenlandse komaf. De vrijwilliger leidde het gesprek naar de vraag of de bezoeker 'zijn leven aan Jezus wilde geven'. En dat wilde de bezoeker maar al te graag. Dus heeft hij het zondaarsgebed meegebeden. Halleluja! Er is een nieuwe broer bijgekomen. Wij moesten het enthousiasme enigszins temperen. Dit was de vierde of vijfde keer dat de bezoeker telkens door een andere vrijwilliger 'tot de Heer was geleid'.

Dit gefingeerde, maar op de waarheid gebaseerde, verhaal komen we regelmatig tegen in ons werk. Neem een enthousiaste, meestal evangelische, vrijwilliger en een bezoeker die gewillig is te praten en te bidden en er ontstaat een sfeer waarin de een met de ander gaat bidden. U begrijpt, wij zijn iets voorzichtiger geworden met het bidden voor mensen om tot het geloof te komen.

Het zondaarsgebed werd ingevoerd in een tijd waarin mensen nog massaal naar de kerk gingen en dito werden opgevoed. Kerkgaan was de norm, niet-kerkgaan was de uitzondering. Iedereen wist waarover je sprak als iemand het had over zonde en schuld. In die tijd ontstond dit standaardgebed waarin mensen uitspreken dat zij spijt hebben van hun zonden, zich willen overgeven aan Jezus en vanaf nu een nieuw leven willen leiden. Een prachtig hulpmiddel waardoor in de loop van de jaren veel mensen het geloof in Jezus hebben gevonden.

Het gebed is verworden tot een formulier. Tot een hulpmiddel om iemand over de streep te trekken. Tot geloof komen, daar moeten we mensen naar toe trekken. Er worden indrukwekkende preken gegeven. Aan het einde wordt een oproep gedaan om naar voren te komen. De spreker spreekt met de mensen die naar voren zijn gekomen het zondaarsgebed uit. En voilà, in de volgende rondzendbrief van de spreker staat dat die zondag zoveel mensen als naar voren zijn gekomen tot het geloof zijn gekomen. Wat geweldig. Zoveel mensen. God is aan het werk. Het formulier gebruikt als een graadmeter voor eigen succes. Hoe meer mensen tot geloof komen, hoe beter.

Het standaardgebed uit de 19e eeuw kent een instant-gedachte: als je nu maar dit doet, dan lukt het wel. De mens teruggebracht tot een automaat waar je geld in stopt, waarna er uitkomt wat je zo graag wilt hebben. Mensen zijn niet instant, is mijn ervaring. Iedereen heeft in zijn leven zijn eigen ervaringen gehad. Geen enkel leven is hetzelfde. Net zoals elk mens volledig uniek is.

Geloven is een proces. Waarin God met een mens bezig is. De een staat aan het begin van die weg. De ander is al een aardig eindje op weg. In dat proces tussen God en een individueel persoon worden mensen gebruikt om die persoon dingen te leren. Mensen bijstaan op de weg die zij wandelen met God. Dat zie ik als mijn taak in deze tijd. Dat is een andere benadering dan die ander een formulier te laten uitspreken. Oog hebben voor dat proces leert mij ook om mezelf te zien als klein radertje in het grote geheel dat God wil doen in het leven van een persoon. Er komen veel verschillende mensen op ons pad. Die allemaal op hun manier Godzoekend zijn. De een ver weg, de ander dichtbij. Toch komen ze wekelijks bij ons. Omdat het gezellig is. Maar ook om meer over God te leren kennen. “Moeten we niet meer evangeliseren”, is mij wel eens door andere christenen uit ons team gevraagd. Uiteraard vanuit het wereldbeeld van het formulier. “Dat gebeurt al”, was mijn antwoord. We hebben veel contact met deze mensen. Komen ze op straat tegen, bij een doordeweekse activiteit en op zondag. Door met hen ons leven te delen, zien ze wat het betekent om christen te zijn. En gaan ze daar wellicht ook zelf naar verlangen. En tegelijkertijd komen ze met hun dagelijkse vragen bij ons. Waar wij een antwoord op mogen geven, vanuit onze eigen overtuiging. Maar wel met respect voor het pad dat die persoon aan het lopen is.

Soms past zo'n manier van leren geloven bij onze gedachten over hoe iemand tot het geloof moet komen. Iemand kan op dit moment in een new age sfeer zitten. Of nog verstokt katholiek zijn. Wij hebben dan de neiging om die ander te vertellen dat dit niet goed is. Bij ons komen mensen uit beide achtergronden. Sommigen zitten er nog diep in. Anderen beginnen een andere richting op te lopen. Niet veroordelen, maar naast de ander staan. Dat is onze werkwijze. Langzamerhand laat God zien aan die persoon wat hij of zij moet doen.

Samen op weg gaan. Dat is iets anders dan zomaar in het wilde weg het zondaarsgebed met iemand bidden. Het gaat uit van relatie. Het gaat uit van respect voor de ander. Waarbij we de waarheid niet vergeten te vertellen. Maar waarbij we de keuze wat daarmee te doen bij die ander laten.

zondag 24 april 2011

Rick in Indonesia

Nog zes dagen en dan is het zover. Tussen 30 april en 29 mei ga ik een maand op reis naar Indonesie.

Ik zal er het een en ander over schrijven. Volg het op http://Rickinindonesia.blogspot.com.

Missionair of theologisch

Afgelopen donderdag keken wij net als een miljoen andere Nederlanders naar The Passion. Het lijdensverhaal in een modern nederlands jasje met dito artiesten.

We bekeken het met onze tweewekelijkse huisgroep. Prachtig spel, prachtige songs. Maar na afloop keken we elkaar aan en zeiden 'is dit nu alles? Missen we niet wat belangrijke elementen?

Een dag later keken we met wat meer mensen uit Villa Klarendal de Nederlandse vertaling van de film Jesus. Tussendoor spraken we over The Passion. De meesten vonden het een hele mooie vertolking van het lijdensverhaal. Inclusief die liederen die zo meezingbaar waren.

Het zette me weer aan het nadenken. Welke bril zet ik op bij het kijken naar een programma. Theologisch gezien niet geheel zuiver. Missionair gezien zeer aansprekelijk.

donderdag 24 maart 2011

Column Friesch Dagblad 30: Wijk 2.0

Een beetje lezer komt het de laatste tijd tegen. De ambtenaar die nieuw moet werken en al het oude moet afleggen. De school die niet meer ouderwets in de schoolbanken moet zitten met schoolboeken waaruit nog gelezen wordt en schriften waarin nog geschreven wordt. Het werk dat op een andere manier moet worden ingericht aan de normen van de huidige eenentwintigste eeuw. De overheid moet het totaal anders aanpakken en veranderen. Weg met het oude. Op naar het nieuwe. Op naar de toekomst. Op naar 2.0.

Het idealisme van 2010. Alles over naar web 2.0. Weg met oude wegen en structuren. Weg met oude relatievormen. Laat alles nieuw zijn. Laat alles anders zijn. Laat het 2.0 zijn. Het nieuwe leven verbindt mensen langs lijnen van de techniek. Ging het vroeger nog om kennis delen, nu gaat het om relaties. Sociale netwerken. Sociale media. Niet meer het eenrichtingsverkeer van oude media als tv en radio. Op naar de interactiviteit van het nieuwe.

Nieuwe kansen, nieuwe mogelijkheden. Ons ideaal van gelijkheid ingeleid door de kansen van de techniek. Als iedereen toegang heeft tot het web, kan iedereen op gelijke wijze daar gebruik van maken. Nu is het de tijd. Facebook, Hyves. Twitter of Yammer. Ze zorgen voor een nieuw elan dat degenen die ermee werken dolenthousiast maakt. Allerlei toepassingen worden naast elkaar gebruikt om het ons maar zo makkelijk mogelijk te maken. De echte man of vrouw die 2.0 is, is te herkennen aan het smartphoontje dat bijna constant in de hand is en waar constant mee wordt getypt. Niet meer aan het oor, maar aan het scherm.

Alles wordt nieuw. Een bijna utopisch vooruitzicht. Er komt een betere tijd. Die is 2.0. Daar moeten we vooral aan meedoen. Eenzaamheid opgelost. Iedereen achter de interactieve tv waar men de ander kan ontmoeten. Een prachtig voorbeeld zag ik in een zorgprogramma. De verpleegster in het verpleeghuis komt niet meer langs, maar zit in de een studio, waar ze contact onderhoudt met de cliënt. De cliënt heeft een vraag, zet de tv aan op een bepaald kanaal en heeft direct contact met de verpleegster. Met een beweegbare camera kan zij de situatie verkennen en zien hoe de patiënt er bij zit of ligt. Prachtige kansen in een nieuwe tijd.

Ook voor werken in de wijk zijn er nieuwe 2.0 kansen. Glasvezel in de hele wijk en iedereen kan met iedereen contacten. Iedereen zijn eigen website. Hyves gebruiken om met elkaar in contact te komen en zo de sociale cohesie te verbeteren. Een nieuwe manier van leven waarbij je onafhankelijk van tijd of plaats met elkaar in contact bent.

Ik ben er lange tijd enthousiast over geweest. Maar de laatste tijd zie ik ook andere kanten. Wie in een wijk woont en werkt, maakt er van alles mee. Zeker als het om een volksbuurt gaat. Wat drijft mensen om met ons in contact te komen, vroegen wat studenten aan mensen in onze wijk. De wijkbewoners die ons kenden spraken over gezelligheid, warmte en als persoon gerespecteerd worden. Onlangs had ik een eindevaluatie van een stagiaire. Wat hem was opgevallen, was de vraag. Vooral dat er ruimte en respect is. Er wordt gezegd dat je niet hoeft te geloven. En dat wordt in de praktijk gebracht. Dat werd ook bevestigd door een regelmatige bezoeker. Dat spreekt blijkbaar aan. Dat mensen zich gewaardeerd voelen voor wie ze op dat moment zijn. Kan dat ook met moderne middelen? Voor een deel wel. Je kunt uit wat je schrijft, blogt of chat duidelijk maken dat je de ander waardeert.

Maar er is een menselijk aspect dat computers niet kunnen vervangen. Warmte en intimiteit. Een knipoog, een glimlach, een klop op de schouder of een knuffel (een hug). Geen emoticon kan het gevoel daarvan vervangen.

2.0 zal er komen. Als hulpmiddel voor het sociale leven. Techniek kan de sociale verbanden niet vervangen. Anders wordt het uit het scherm, uit het hart.

donderdag 24 februari 2011

Column Friesch Dagblad 29: Waar doe ik het voor?

Waar doe ik het voor?
 
Vrijdagavond tien voor acht loop ik mijn huis uit. Ik neem het boodschappenwagentje mee van de grootgrutter dat bij mijn buurvrouw staat. Met kar en al loop ik richting de supermarkt. Ondertussen kom ik wat mensen tegen die me meewarig dan wel verbaasd aankijken. Bij de supermarkt hoor ik de cassiere aankondigen dat de zaak gaat sluiten. Ik plaats de kar bij het overgebleven brood. De brooddame knikt dat ik het brood kan overhevelen naar mijn kar. Elke week is de lading weer anders. Ditmaal een volledig volle kar. Met die kar vol loop ik al slingerend door de straten. Hij wil niet altijd doen wat ik wil, waardoor ik behoorlijk moet bijsturen. Zo kom ik bij de plaats waar ik een deel van het brood aflever. Voor de zondag is ons kostje gekocht (of beter gezegd: ontvangen). Het brood voor de brunch is binnen. De rest wordt verdeeld onder bekenden in de wijk. Prachtige momenten met zo’n volle kar. Maar er zijn van die momenten dat het anders is. Als er zoals in december volop sneeuw ligt en de kar met geen mogelijkheid door de sneeuw en gladheid komt. Als de ophaaldienst gelijk loopt met de finale van al die talentenshows die de afgelopen vijfeneenhalf jaar het licht zagen aanbreekt. Als het grote pijpenstelen regent en ikzelf met het brood behoorlijk nat regen. Op dat soort momenten schiet er een zinnetje door mijn hoofd: “Waar doe ik het voor?”
 
Eens in de zoveel weken sta ik in de keuken van Villa Klarendal. Dan is het mijn beurt voor het praktisch werk. ’s Ochtends om kwart voor tien paraat om samen de ochtend te beginnen. Daarna is het aanpoten om alles gereed te krijgen. Tafels sjouwen. Borden en bestek plaatsen. Brood klaarzetten. Beleg uit de (koel)kast halen en op tafel zetten. Koffie en thee zetten. De zaal inrichten voor de viering. Meestal is het werk stipt om elf uur klaar en zijn de bezoekers inmiddels al binnengestroomd. De gastheer verwelkomt de gasten, vertelt wie de praktische mensen zijn en gaat voor in een maaltijdgebed. Iedereen valt aan op het lekkers dat op tafel staat. Ik haal de pan eieren die inmiddels al lang zijn gekookt van het vuur en deel ze stuk voor stuk uit. Over het algemeen tevredenheid. Maar na verloop van tijd wil de ene tafel graag wat meer brood. De andere tafel heeft te weinig kaas (wat wil je als je dat driedubbeldik op je boterham doet). Van de honger gaat men over op de dorst, dus is het ook bijschenken zodat men ook van het natje is voorzien (wat gelukkig in ons nieuwe gebouw selfsevice is geworden). Dan volgt de tijd van de afruiming. De borden wordt gestapeld. Ik sta in de spoelkeuken om de vele borden en het bestek te herplaatsen in de bakken voor de afwasmachine. De eerste bak gaat in de machine en terwijl die zijn noodzakelijke werk doet, gaat de volgende lading in de volgende bak. Gelukkig is de machine zo heet dat het na afloop van de afwas twee minuten wachten is voordat de borden en het bestek al weer droog kunnen worden teruggeplaatst. Ik sta daar samen met een ander te zwoegen. Er lopen mensen langs die wat minder van het werken zijn. Ze maken een ‘lollige’ opmerking. Of ik wel even oppas met die lading borden. Op dat soort momenten schiet het even door me heen: “Waar doe ik het voor?”
 
Het is zo’n mooi zinnetje waar je zoveel mee zegt. Je hele doen en laten wordt er even door stil gezet. Alles gerelativeerd waar je mee bezig bent. Het zinnetje dat door je heen schiet als je na een hele avond kijken om elf uur de presentatoren van The Voice of Holland hoort afkondigen dat het weer een geweldige avond was en tot volgende week. Het is het gevoel van de man die op mijn sportschool na afloop van de zware krachttraining nog even voor de spiegel staat uit te hijgen om te zien of er al iets aan spieren is aangegroeid. Het is ook voor mijzelf op die sportschool de gedachte die door mij heen gaat als ik na zware weken weer eens op de weegschaal ga staan om te concluderen dat er niets is veranderd.
 
De relativering maakt soms plaats voor bemoediging. Een vrouw die naar me toe komt om te laten weten hoe zeer ze het waardeert dat ze wekelijks dat brood in handen krijgt. De buurman die laat weten hoe blij hij is met mijn aanwezigheid als ik weer een tijdje bij hem langs ben geweest. De vrouw die na een avond praten over de bijbel zegt te genieten van deze avond. Hoezeer God haar die avond heeft aangeraakt.
 
Als het me zo aanvliegt denk dan aan onze Grote Herder hangend aan het kruis. Hij hoorde zeker het zinnetje in zijn hoofd toen hij bespot en beschimpt werd. Maar hij ging onvermoeibaar door. Hij had momenten waarop het duister werd om hem heen. Hij liet zich niet van de wijs brengen. Die leidsman wil ik volgen. Ja, daar doe ik het voor!

maandag 31 januari 2011

Column Friesch Dagblad 28: Ik ben zo arm...

Een vrouw komt met een zielig gezicht bij ons binnen. Wekelijks krijgen we van de plaatselijke bakker het brood dat over is van de afgelopen dag. We mogen dat uitdelen aan mensen die het wat minder hebben in onze wijk. Daarvoor gebruiken we de “Arnhem Card” als richtsnoer: een kaart die iedereen krijgt leeft van een inkomen op het minimumniveau.

Mensen proberen het maar wat graag. Uitproberen in hoeverre wij kunnen worden verleid tot het geven van brood. Het zielige gezicht. Een brekende stem. Een reactie in het Nederlands die erop wijst dat mevrouw in het geheel geen Nederlands spreekt of verstaat. Ons zo benaderen dat we ons bijna schuldig voelen als we haar niets geven.

Gelukkig hebben we wat vrijwilligers die bekend zijn met de persoon in kwestie. En die ook nog van dezelfde afkomst zijn. ‘Ik schaam me voor je’ zegt een van hen tegen deze vrouw. In de woordenvloed die volgt blijkt dat mevrouw wel degelijk bijna vloeiend onze landstaal spreekt, dat ze een goed inkomen heeft en daarom het brood absoluut niet nodig heeft. 'Weet je wel…', zo vervolgt de vrijwilliger haar preek in het Nederlands, ‘dat deze mensen hun vrije tijd opofferen voor mensen die heel weinig geld hebben. Dat ze dat belangeloos doen. En jij maakt daar misbruik van! Zij laten hun geloof spreken in daden. Jij bent geen voorbeeld daarin!’ Beschaamd verdwijnt de vrouw het gebouw uit.

Helaas is dit geen uitzondering in ons werk. Dat geeft ons te denken. Hoe ga je daar nou mee om? Er zijn partijen in den lande die het wel weten. Scheer ze over een kam. De fout van de een is het probleem van ieder ander. Het bewijs dat die hele groep onbetrouwbaar is. Als je een stel mensen uit dezelfde cultuurgroep hetzelfde ziet doen, ben je geneigd het te gaan geloven. Denk aan de uitspraak van die voormalig wethouder over de Marokkaanse jongens. Zet er een woord voor en ze zijn gestigmatiseerd. Gedemoniseerd zouden anderen zeggen.

Wij kiezen er niet voor om op die manier mensen te benaderen. Alhoewel het wel verleidelijk is. We zien steeds vaker dat mensen van allerlei komaf bij ons komen. Om allerlei redenen. Ze zijn eenzaam. Ze zijn op zoek naar warmte. Willen aanspraak hebben. Zoeken naar hoop in dit leven. Ze mogen bij ons komen. Wij benaderen hen niet als de tegenstander, maar als mens. Wij willen dat mensen bij ons weer tot zichzelf komen. Dat we hen accepteren betekent niet, dat we alles zomaar toestaan. We willen de mensen nemen zoals ze zijn, maar de verkeerde kanten (zonde zo je wilt) daarvan niet accepteren.

Dan kom je soms toch tot veralgemenisering van groepen. Want ik constateer wel op dat de ene cultuurgroep is gevoeliger voor de ene zonde, de andere voor een andere. Dat wordt interessant als die groepen bij elkaar komen. Wie is opgevoed in een cultuur die zuinigheid voor alles plaatst, ziet met lede ogen aan dat mensen de helft van hun eten weggooien. Met hetzelfde gemak wordt vervolgens een heel roddelcircuit opgezet over degene die dat doet. Een spiegel voorhouden aan degene die uit een roddelgevoelige cultuur komt doet pijn. En wordt niet altijd begrepen. Want die verspilling is toch een grotere fout dan over anderen praten?

Is dat het misschien waarom Paulus regelmatig tegen de lezers van zijn brieven vraagt om elkaar te verdragen? Niet erop los meppen met de hand of met de mond. Naast elkaar staan en proberen elkaar te begrijpen. En als dat niet helemaal lukt, komt dat andere moeilijke woord om de hoek kijken. Dan komt het aan op elkaar vergeven. Dat willen we nog wel doen met die mensen die ons makkelijk liggen. Maar de mensen die ons dwars zitten, daar gaan we liever een blokje voor om. Liever praten over dan praten met die persoon.

Als we in echt contact komen met de ander, is dit de uitdaging. Begrijpen doen we elkaar waarschijnlijk nooit ten volle. Maar dat geldt ook voor mensen die uit dezelfde cultuur komen. Samen leven is elkaar accepteren. De meerderheid die de minderheid liefheeft. En omgekeerd. Dat is andere taal dan de huidige sfeer in de samenleving. Niet alleen een geregelde samenleving, maar ook een met een hart erin. Zodat iedereen die hier woont tot zijn recht komt.

Suc6

Ik ben het deze dagen een aantal keren tegengekomen. Daar moet ik toch een keer iets over schrijven.

Ik las een artikel over de verhouding van succes en vrucht dragen. Wij leven in een samenleving die gericht is op succes. Pas als jij in staat bent tot grootse dingen, ben je iets en heb je het gemaakt. Dat soort verhalen haalt de voorpagina en krijgt een lintje. Dat zijn onze helden.

Vrucht dragen is heel anders. Dat heb je zelf niet geheel in de hand. Goed, in geval van een 'menselijke vrucht' gaat er iets lekkers aan vooraf en heb je er een zekere hand in (en toch vooral wat andere lichaamsdelen waar we over het algemeen maar onterecht wat lacherig en schaamtevol mee omgaan). Maar goed, hoe de vrucht dan groeit, hoe het er uitziet, welke vorm het heeft, het is allemaal niet erg maakbaar. Vruchtbaarheid gaat wel om bereid te zijn jezelf te geven. Die vrucht is niet maakbaar. Die is niet te plannen. Er is geen methode om de beste vrucht voort tr brengen. Behalve (en dat geldt dan weer in de plantenwereld) die van het snoeien en soms kort houden. Dat soort leven is niet zo populair en leidt zeker niet tot het bordes bij de koningin.

Succes komt snel op. Het is er ineens. Sommigen krijgen het succes in de schoot geworpen. Dat heeft niets met duurzaamheid te maken. Dat soort succesnummers zijn van korte duur. Eendagsvliegen in de muziek. X-factor, Idols of Popstar sterretjes die opkomen en met dezelfde vaart weer terugvliegen naar de onbekendheid. Ze hebben er soms een tweede talentenjacht voor nodig om weer in de picture terecht te komen, zoals onlangs gebeurde met Rafaella, Dewi en Sharon Kips. Wie opkomt vanuit een duurzame achtergrond maakt het en is blijvend. Zoals de jarenlange opbouw waar de talentenjacht de doorbraak gaf die blijvend was in het leven van Marco Borsato, René Froger en Hind. Met dat besef zullen de nieuwbakken winnaars van de laatste talentenshows, Ben en Dean Saunders, een langer leven beschoren zijn.

Succes wordt vaak gerelateerd aan dito methodes. Wie in de wereld van de subsidies terecht komt, wordt overspoeld door methodes die hun werking hebben gehad. Ze zijn succesvol en worden ook verkocht. Het had succes in Enschede. Probeer het ook uit in Middelburg.
Weer een artikel dat ik vandaag las constateerde dat evangelischen zijn verwereldlijkt. Het gaat om succes, grote getallen, de beste zijn en natuurlijk: de methodes. Wie in een werelddeel succes heeft met een bepaalde manier van werken, kan de rest van zijn leven slijten aan het verkopen van zijn methode all over the world totdat de hype van de nieuwe methode zich aandient.

Afgelopen vrijdag had ik een gesprek met een stel christenen die wilde leren van wat wij hadden meegemaakt. Zij stonden nog aan het begin, wij waren al veel verder. Wat voor advies kon ik hen geven. De kern van mijn verhaal is dat er geen succesformule bestaat. Ga je Gods werk vangen in een technische methode, dan is het maar de vraag of dat de zegen van God bevordert of tegenhoudt. Wij hebben ons bereid verklaard ons aan God te geven. Wij hebben geprobeerd te luisteren naar zijn stem. Wij zijn bereid geweest om de lange tijd van bevruchting en bevalling mee te maken. Dus als er al een methode is, is het die van de lange adem, de pijn van de bevalling, de moeite van de opvoeding, de blijdschap van de langzame loskoppeling en volwassenwording. Niet een methode in afgemeten Amerikaanse 10-stappenplannen tot succes. Geen kortdurende succesvolle groeiversnellers die zo snel gaan dat we er aan kapot gaan. Geen eendagsvliegen die snel opkomen en weer omlaag duikelen. Geen nadruk op cijfers en aantallen. Samenleven uit liefde voor God en mensen. Om Hem en die mensen te dienen. Niet meer en niet minder dan dat. En als er dan 'succes' komt, die ook weer teruggeven waar die hoort. Bij Degene die het alles is begonnen. Hem de eer te geven, niet onze eigen inbreng.

Ik geloof dat we dan tot onze bestemming komen. Dat is zoveel belangrijker dan het kortdurende succes. Kijk maar naar alle succesnummers in de muziekwereld, de politiek of de zakenwereld. Op een gegeven moment is hun 'momentum' voorbij. Balkenende ging via de achterdeur. Wat waren die Backstreet Boys? Hoezo Bill Gates, geef mij maar een Appletje voor de dorst (liefst in de vorm van die lekkere IPad). Wie succes nastreeft, zal na verloop van tijd zijn tijd hebben gehad. Wie God navolgt en verlangt vrucht te dragen komt tot zijn doel. En kan na verloop van tijd zijn leven weer op een andere plek voortzetten.

Weinig succes? Nou en...! Zo lang je verlangt God te dienen, kom je tot je doel. Dat is niet afhankelijk van geld (ook al verklaren mensen mij voor gek dat ik mijn talenten niet heb 'vermarkt', maar vooral inzet voor niet-rijk-makend-vrijwilligerswerk), een mooi huis (ik kan je zeggen: je kunt gelukkig zijn in een eenvoudig huurhuis), of een goede carrière (ooit wel eens afgevraagd welke carrière God voor jou heeft weggelegd?).

Ik hoop dat jij tot jouw doel komt!

zondag 16 januari 2011

Ik blog dus ik ben - hij blogt niet meer dus...

Dat zou je toch bijna denken als je mijn blog van de laatste maanden leest. Ik kan de lezer gerust stellen. Er is nog leven in Klarendal. En hoe!

Een paar maanden geleden liep onze brunch en viering helemaal vol. Er kon ook werkelijk niemand meer bij. Als haringen zaten we in een vat. We hoorden van mensen die graag wilden komen, maar niet durfden of konden vanwege de drukte of de overkill aan geluid. Enthousiast pratende mensen. Huilende kinderen. En dat in een gebouw met een geweldige akoestiek.

We hadden er in september in onze nieuwsbrief nog gebed voor gevraagd. God geef ons een gebouw hiervoor. Waar we ruimte krijgen om te groeien en tot rust te komen. Toen diverse mensen gebedsverhoringen kregen en daar heel enthousiast over waren, herhaalden we het in onze eigen brunch en viering. Laten we bidden voor een ander gebouw op zondag.

Het kan verkeren. In tijd van twee weken was daar een nieuw gebouw. Wat wij absoluut niet hadden verwacht. Ik sprak met de beheerder van ons wijkcentrum (waar wijzelf heel vaak komen). Vertelde tussen neus en lippen door van onze problemen op zondag. Dat is toch geen probleem, antwoordde hij. Dan kom je gewoon hier. Dat was niet tegen dovemansoren gesproken. We maakten een contract, spraken het door met ons team en op 5 december (wat een geschenk!) zaten we in het wijkcentrum. De kleine zaal werd vervangen door drie zalen. Een voor brunch en volwassen-viering. Een voor de crèche. En een voor de nieuw in het leven geroepen kinderbijbelclub.

Wat zal het brengen? Komen de mensen wel? Een gevoel van ruim vijf jaar geleden maakte zich van ons meester. En keken uit naar de bezoekers. En of ze kwamen. Sowieso al een hele nieuwe groep kinderen die we al wel op woensdag in de eetclub tegenkwamen, kwam met z'n allen buurten. En zijn sindsdien niet meer weggeweest. En meer mensen uit onze doordeweekse buurtactiviteiten zat klaar om de overgang te vieren. De week daarop keken we helemaal onze ogen uit. Onze gewillige ogen telden dat er zestig mensen aan tafel zaten! Wauw! Geweldig! Waar gaat dat heen?

Dat gevoel begon ons te versterken toen we traditioneel alweer voor het vijfde jaar kestpakketten mochten uitdelen. Iedereen enthousiast. Wat mooi dat we dit deden. Iedereen werd voor de kerstviering uitgenodigd. De gretige ogen van sommige teamleden zagen in hun droom al een kerstviering van 100 tot 120 mensen. Daar moest aan gewerkt worden. De grote zaal waar de kinderen normaal zaten ingericht tot kerstversierde zaal. De eetzaal met voldoende stoelen voor in ieder geval 60 personen. want door de ervaring wijs geworden probeerden mijn vrouw en ik het verwachtingspatroon wat te temperen toen we op kerstavond die zaal inrichtten.

We kwamen met zijn allen weer met de voeten op de grond toen de kerstviering zo'n veertig mensen trok. We hadden ons iets meer rijk gerekend met al die mensen die al eens binnen waren geweest (en die vooral zouden komen) en al die anderen die onder invloed van het rijke kerstpakketten hadden toegezegd te zullen komen. Toch veel mensen die nooit in die andere kleine zaal hadden gepast. Maar terug bij af bij die prachtige getallen van een paar weken eerder.

Een prachtig nieuw gebouw. Geen probleem meer om mensen uit te leggen waar het is. Mensen die in de wacht zaten, kwamen weer. De kinderclub weer van start. Een afwasmachine die na 2 minuten in plaats van 2 uur klaar is. Bezoekers die zichtbaar genieten van de rust die de ruimte met zich mee brengt.

Zegeningen die we in het licht van de getallen al snel vergeten waren. Let vooral op die kleine dingen heet het dan. Absoluut. Want denk je dat wij het erom doen als ik spontaan met de beheerder sprak? Natuurlijk niet. En zijn reactie 'voor jullie wil ik dit wel doen, jullie doen zoveel voor de wijk' kwam ook spontaan. Dan word je stil. Want daar deden we het niet voor, om die erkenning te krijgen. Maar als die erkenning dergelijke gevolgen heeft, kan ik daar alleen maar stil en blij van worden.

Ja, daar word ik stil van. En door de drukte van die afgelopen tijd is die stilte doorgedrongen op het web. Niet omdat ik niet meer leef, of dat Villa Klarendal op sterven na dood is. We leven. God dank! En als er dan zoveel gebeurt onder de hand van een kleiner team met vrijwilligers om ons te ondersteunen, kan dat wel eens stilte op een ander niveau tot gevolg hebben. Het woord uit de mond van Jezus wordt waarheid in Klarendal: de oogst is groot! Bidt u met ons voor meer arbeiders?